ECLI:NL:RBDHA:2018:3672

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2018
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
C/09/548959 / JE RK 18-449
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Loenhoud
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige in een instabiele opvoedingssituatie

Op 19 maart 2018 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2003. Het verzoek tot ondertoezichtstelling was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige. De Raad maakte zich zorgen over de instabiele en onvoorspelbare opvoedingssituatie, gekenmerkt door spanningen, ruzies en de alcoholverslaving van de vader. De minderjarige was blootgesteld aan chronische stress en de constante dreiging van ruzies tussen de ouders, wat haar welzijn en emotionele veiligheid bedreigde.

Tijdens de zitting op 19 maart 2018, die met gesloten deuren plaatsvond, zijn zowel de ouders als de minderjarige gehoord. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders gezamenlijk belast zijn met het ouderlijk gezag en dat de minderjarige feitelijk bij de moeder verblijft. De vader heeft erkend dat hij verslaafd is aan alcohol en dat dit de oorzaak is van de problemen. De moeder heeft echter betoogd dat zij in staat is om voor de minderjarige te zorgen en dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling alleen maar stress oplevert.

De kinderrechter heeft overwogen dat voor een ondertoezichtstelling vereist is dat de minderjarige in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. Gezien de recente veranderingen in de thuissituatie, waaronder de verhuizing van de vader en de aanvraag van de moeder voor scheiding van tafel en bed, zijn de zorgen omtrent de minderjarige grotendeels afgenomen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van de minderjarige en heeft het verzoek tot ondertoezichtstelling afgewezen. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd & Bopz
Zaaksgegevens: C/09/548959 / JE RK 18-449
Datum uitspraak: 19 maart 2018

Beschikking van de kinderrechter

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 28 februari 2018 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige]geboren op [geboortedag] 2003 te [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige]
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de man] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende te [woonplaats 1] ,

[de vrouw] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat: mr. I. Aardoom-Fuchs te Gouda.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 16 maart 2018 van de zijde van de advocaat van de moeder.
Op 19 maart 2018 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Daarbij zijn verschenen:
- de heer [A] , namens de Raad;
- de heer [B] namens Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland;
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat, mr. I. Aardoom-Fuchs;
- de vader.
[minderjarige] is op 19 maart 2018 in raadkamer gehoord.

Feiten

– De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd.
– Voor zover de kinderrechter dat uit de beschikbare stukken kan afleiden, zijn de vader en de moeder gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag.
– [minderjarige] verblijft feitelijk bij de moeder.

Verzoek en verweer

Het verzoek strekt tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de periode van één jaar. De Raad heeft, blijkens de stukken en hetgeen ter terechtzitting naar voren is gebracht, het volgende aan het verzoek ten grondslag gelegd. De Raad maakt zich zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van [minderjarige] Zij groeit al jaren op in een instabiele en onvoorspelbare opvoedingssituatie, die gekenmerkt wordt door spanningen, ruzies en de alcoholverslaving van de vader. De alcoholverslaving van de vader is een terugkerend thema. Dit heeft een grote impact op [minderjarige] Zij wordt keer op keer blootgesteld aan chronische stress en de constante dreiging van ruzies tussen de ouders. Haar welzijn en emotionele veiligheid worden bedreigd en de kans is aanwezig dat zij zelf psychische problemen ontwikkelt. Zij en de moeder moeten het ouderlijk huis verlaten op het moment dat de vader dronken is. Dit maakt de thuissituatie voor [minderjarige] (emotioneel en fysiek) onveilig. De moeder is niet stevig genoeg om haar verantwoordelijkheid als ouder te nemen om [minderjarige] te beschermen tegen de spanningen tussen de ouders en aan blootstelling van een verslaafde vader. De ouders lijken bereid om de hulp te accepteren, maar de Raad heeft daar twijfels bij. Beide ouders zijn ervan overtuigd dat de oorzaak van hun problemen bij de ander ligt. Er is daarnaast eerder hulp voor de vader voorgesteld, ingezet en weer afgebroken.
De ouders zijn inmiddels uit elkaar gegaan en zij hebben hierin een verstandige keuze gemaakt. De problematiek omtrent [minderjarige] blijft echter aanwezig. [minderjarige] heeft iemand nodig met wie zij kan praten.
Namens de gecertificeerde instelling is aangevoerd dat [minderjarige] weinig loslaat over haar thuissituatie. De ouders zijn daarnaast moeilijk te bereiken voor de hulpverlening. Hoewel de moeder daarin aan het veranderen is, is het nog maar de vraag of deze houding in het vrijwillig kader wordt voortgezet.
De vader heeft aangegeven dat hij inderdaad verslaafd is aan alcohol en dat de problematiek door hem wordt veroorzaakt. De vader heeft voorts aangegeven dat de moeder hem heeft verlaten en dat hij haar en [minderjarige] daarom niet langer zal onderhouden. Bovendien zal de vader verdwijnen uit het leven van [minderjarige] als de ondertoezichtstelling wordt uitgesproken.
Mr. Aardoom-Fuchs heeft, namens de moeder, bepleit het verzoek af te wijzen. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat de autonomie van de ouders een groot goed is en dat voor inmenging in het gezag van de ouders door de overheid middels een ondertoezichtstelling grote zorgen aanwezig moeten zijn. De moeder heeft ingegrepen door samen met [minderjarige] de woning te verlaten. Zij heeft daarbij het belang van [minderjarige] voorop gesteld. De moeder heeft inmiddels de scheiding van tafel en bed aangevraagd. Bovendien vertoont [minderjarige] geen kindsignalen; zij doet het goed op school en heeft veel vriendinnetjes. Dat [minderjarige] bepaalde dingen niet aan anderen verteld, kan worden verklaard doordat [minderjarige] , vanuit cultureel oogpunt, verhalen over problemen uit het gezin binnen de familie houdt. Er is bovendien hulpverlening in het gezin vanuit Dumia. De grondslag voor een ondertoezichtstelling ontbreekt. Een ondertoezichtstelling zou voorts contraproductief werken, omdat [minderjarige] en de moeder het gevoel hebben dat zij van alle kanten worden belaagd.
De moeder heeft – in aanvulling op hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd – aangegeven dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling haar alleen maar stress oplevert. De moeder is zelf in staat om voor [minderjarige] te zorgen. De moeder wil, samen met [minderjarige] , een nieuw leven beginnen.

Beoordeling

De kinderrechter overweegt dat voor het uitspreken van een ondertoezichtstelling onder meer is vereist dat de minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd. De kinderrechter overweegt voorts dat [minderjarige] in de thuissituatie bij de ouders getuige is geweest van een alcoholverslaafde vader en de gevolgen hiervan. Zij heeft samen met de moeder regelmatig de woning moeten verlaten wanneer de vader onder invloed was. Het leven van [minderjarige] werd hierdoor gekenmerkt door onvoorspelbaarheid en een gevoel van angst. In de periode tussen het opstellen van het rapport door de Raad en de behandeling van het verzoek, is de situatie echter significant veranderd: de vader heeft de ouderlijke woning verlaten en de moeder heeft een verzoek tot scheiding van tafel en bed ingediend. De zorgen omtrent [minderjarige] zijn hierdoor grotendeels afgenomen. Bovendien vertoont [minderjarige] geen kindsignalen; zij doet het goed op school en heeft vriendinnetjes. Gelet op deze omstandigheden, is de kinderrechter van oordeel dat er onvoldoende sprake is van een ernstige bedreiging in de ontwikkeling van [minderjarige] De kinderrechter is daarom van oordeel dat de in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden niet, althans onvoldoende, aanwezig zijn en zal het verzoek afwijzen.
Derhalve zal als volgt worden beslist.

Beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek tot ondertoezichtstelling.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.G. Nuboer als griffier en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.