Op 19 maart 2018 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2002. Het verzoek was ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden, naar aanleiding van zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van de minderjarige, die recentelijk was gediagnosticeerd met een autisme spectrum stoornis. De grootouders van de minderjarige, die haar feitelijk verzorgen, hebben verzocht om afwijzing van het verzoek, stellende dat zij altijd openstaan voor hulp en dat de zorg die nodig is voor de minderjarige niet door hen wordt geweigerd.
De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de grootouders als belanghebbenden aangemerkt. Tijdens de zitting is de minderjarige gehoord en zijn er verschillende stukken in het dossier besproken, waaronder eerdere beschikkingen en rapporten van hulpverleners. De kinderrechter heeft overwogen dat de grootouders zich actief hebben ingespannen om de juiste hulp voor de minderjarige te vinden en dat er geen sprake is van een situatie waarin de zorg door hen onvoldoende wordt geaccepteerd, zoals vereist is volgens artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
Uiteindelijk heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing afgewezen, met de overweging dat de grootouders de kans moeten krijgen om de juiste hulpverlening in te schakelen en dat de betrokkenheid van de gecertificeerde instelling mogelijk contraproductief zou zijn. De beschikking is openbaar uitgesproken en hoger beroep is mogelijk binnen drie maanden na de uitspraak.