ECLI:NL:RBDHA:2018:3715

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 maart 2018
Publicatiedatum
30 maart 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 14150
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning regulier bij familie- of gezinslid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 maart 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking 'verblijf bij familie- of gezinslid'. Eiseres, die samen met haar drie minderjarige kinderen een aanvraag had ingediend, was in beroep gegaan tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, dat de aanvragen had afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de afwijzing van de aanvraag van eiseres was gebaseerd op de afwijzing van de verblijfsvergunning van haar echtgenoot, [persoon A].

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 17/14150

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 maart 2018 in de zaak tussen

[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]

Mede namens haar minderjarige kinderen
[kind 1], geboren op [geboortedatum] 2000,
[kind 2], geboren op [geboortedatum] 2003,
[kind 3], geboren op [geboortedatum] 2010
(gemachtigde: mr. F.J.E. Hogewind),
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, thans de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. T. Schuitemaker).

Procesverloop

Bij besluit van 5 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [persoon A]’ afgewezen.
Bij besluit van 30 augustus 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 januari 2018.
Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft op 22 september 2016 mede namens haar drie minderjarige kinderen aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in de zin van artikel 14 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) onder de beperking “verblijf als familie- of gezinslid bij [persoon A]” ingediend. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvragen afgewezen omdat gebleken is dat [persoon A], echtgenoot van eiseres, vader van hun kinderen en tevens referent, niet voldoet aan de voorwaarden voor een verblijfsvergunning voor het verblijfsdoel arbeid als zelfstandige. Bij het bestreden besluit heeft verweerder dit standpunt gehandhaafd.
2. Eiseres voert aan dat verweerder ten onrechte geen verblijfsvergunning heeft verstrekt aan [persoon A] nu hij sinds drie jaar zelfstandig en duurzaam inkomen verkrijgt uit zijn onderneming [onderneming].
3. Bij uitspraak van heden (AWB 17/14148) is het beroep van [persoon A] gegrond verklaard. Nu de onderhavige afwijzing gestoeld is op de afwijzing tot het verlenen van een verblijfsvergunning aan [persoon A], kan ook het bestreden besluit niet in stand blijven.
4. De rechtbank verklaart gelet op het voorgaande het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien. Verweerder zal een nieuwe beslissing op het bezwaar dienen te nemen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.
5. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
6. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.002,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 168,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L.E. Bakels, rechter, in aanwezigheid van mr. E.F. Binnendijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.