ECLI:NL:RBDHA:2018:3763
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag verblijfsvergunning asiel op basis van ongeloofwaardige bekering en problemen
Op 3 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Iraanse asielzoeker die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de rechtbank de redenen voor de aanvraag, waaronder de bekering tot het christendom en de problemen die de eiser zou ondervinden, ongeloofwaardig achtte. De eiser had aangevoerd dat hij vanwege zijn bekering werd gezocht door de politie en eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf vanwege zijn afvalligheid van de islam. De rechtbank oordeelde dat de identiteit en nationaliteit van de eiser geloofwaardig waren, maar dat de andere elementen van zijn asielrelaas niet konden worden bevestigd. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag kennelijk ongegrond was en dat de eiser niet tijdig had gemeld bij de autoriteiten na zijn aankomst in Nederland, wat ook bijdroeg aan de afwijzing. De rechtbank verwierp de argumenten van de eiser dat de besluitvorming onterecht was en dat hij niet in staat was om bewijs te leveren van zijn beweringen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en legde een vertrektermijn van nul dagen op.