ECLI:NL:RBDHA:2018:3764
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van asielaanvraag op basis van niet-geloofwaardige bekering en problemen in Iran
Op 3 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Iraanse vrouw die een verblijfsvergunning asiel had aangevraagd. De aanvraag werd afgewezen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat de rechtbank oordeelde dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond was. De eiseres had aangevoerd dat zij vanuit de islam was bekeerd tot het christendom en dat zij problemen ondervond vanwege haar bekering. De rechtbank oordeelde echter dat de relevante elementen van haar asielrelaas niet geloofwaardig waren. De eiseres had eerder asiel aangevraagd, maar was vrijwillig teruggekeerd naar Iran om bij haar zieke dochter te zijn. Na haar terugkeer werd zij aangehouden en kreeg zij een meldplicht. De rechtbank concludeerde dat de eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat zij daadwerkelijk gevaar liep in Iran, mede omdat zij na haar terugkeer geen problemen had ondervonden van haar ex-echtgenoot of de autoriteiten. De rechtbank oordeelde dat de Staatssecretaris terecht had geconcludeerd dat de asielaanvraag kennelijk ongegrond was en dat er geen grond was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt op dezelfde dag.