ECLI:NL:RBDHA:2018:380

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
17 januari 2018
Zaaknummer
NL17.13723 en NL17.13724
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse homoseksueel afgewezen wegens ongeloofwaardigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in het beroep van een Iraanse asielzoeker die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat de geloofwaardigheid van de asielrelaas onvoldoende werd geacht. De eiser, die homoseksueel is, voerde aan dat hij in Iran vervolgd wordt vanwege zijn seksuele geaardheid en zijn regeringskritische activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris onvoldoende had gemotiveerd waarom de seksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig was. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de eerdere uitspraak in acht moet worden genomen. De rechtbank wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af en veroordeelde de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.503,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Amsterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.13723 (beroep) en NL17.13724 (voorlopige voorziening)
v-nummer: [nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter van 18 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser],

geboren op [geboortedatum], van Iraanse nationaliteit, eiser/verzoeker,
hierna te noemen: eiser
(gemachtigde: mr. L.M. Weber),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. L. Kersten).

ProcesverloopBij besluit van 21 november 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, f, g, en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt zijn uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen K.B. Samimi. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank/voorzieningenrechter (hierna: rechtbank) heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Voorgeschiedenis
1.1
Eiser heeft op 21 december 2015 zijn eerste asielaanvraag ingediend. Op
23 december 2015 heeft een aanmeldgehoor plaatsgevonden. Op 8 februari 2016 heeft eiser bij het IOM een aanvraag voor hulp bij vrijwillige terugkeer gedaan. Bij schrijven van
12 april 2016 heeft het IOM medegedeeld dat eiser afziet van terugkeer. Eiser is uitgenodigd om op 4 september 2016 de algemene asielprocedure te starten maar hij is zonder voorafgaande kennisgeving niet op zijn afspraak verschenen. Op 6 september 2016 heeft eiser bij het IOM een tweede aanvraag voor hulp bij vrijwillige terugkeer gedaan. Bij schrijven van 18 oktober 2016 heeft het IOM medegedeeld dat eiser opnieuw afziet van terugkeer. Eiser is uitgenodigd om op 21 november 2016 alsnog zijn algemene asielprocedure te starten maar is wederom zonder voorafgaande kennisgeving niet verschenen. Volgens het COA was hij met onbekende bestemming vertrokken. De toenmalige advocaat van eiser stond niet meer met hem in contact. De eerste asielaanvraag is bij beschikking van 6 december 2016 buiten behandeling gesteld. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.2
Eiser heeft op 8 december 2016 zijn tweede asielaanvraag ingediend. Op deze dag heeft hij in de wachtruimte van het AC Ter Apel zichzelf verwond en gepoogd een beveiliger te steken met een pen. Aan eiser is op 12 december 2016 door de IND een toegangs- en locatieverbod voor AC Ter Apel opgelegd. Hierdoor kon hij de volgende dag niet verschijnen voor het eerste gehoor. Dit is voor rekening en risico van eiser gelaten. Bij beschikking van 12 december 2016 is de tweede asielaanvraag van eiser eveneens buiten
behandeling gesteld. Verder is eiser een terugkeerbesluit en inreisverbod van twee jaar opgelegd. Hiertegen zijn geen rechtsmiddelen aangewend.
1.3
Eiser is op 4 maart 2017 staande gehouden op Amsterdam Centraal
Station en door de politie op grond van artikel 59 van de Vw in bewaring gesteld. Hij
heeft op 14 maart 2017 de onderhavige asielaanvraag gedaan. Op 10 april 2017 is de bewaringsmaatregel opgeheven, omdat de asielprocedure werd verwezen naar de verlengde asielprocedure.
Asielrelaas
2.1
Eiser heeft aan zijn asielaanvraag, samengevat, het volgende ten grondslag gelegd.
2.2.
Eiser heeft in zijn studententijd een boek geschreven en uit proberen te brengen over de Irak-Iran oorlog. Het boek bestond uit de getuigenissen van vijftig veteranen en vijf huidige Iraanse functionarissen. Het boek bevatte regeringskritische bijdragen van de veteranen. Het Iraanse censuurcomité was het niet eens met de inhoud van het boek. Zowel de autoriteiten als één van de vijf functionarissen deden aangifte tegen eiser. Eiser werd ervan beschuldigd dat hij de verklaringen van de veteranen achteraf manipuleerde. Eiser kwam na een gevangenisstraf van meer dan drie jaar op borgtocht vrij en kon door steeds te verhuizen en omkoping verdere vervolging ontlopen.
2.3
Verder is eiser homoseksueel en hij heeft na zijn vrijlating uit de gevangenis een relatie gehad met een man, [naam 1]. Deze relatie kwam tot een einde nadat eiser op aandringen van zijn familie een gearrangeerd huwelijk aanging. Dit huwelijk liep na vijf maanden op de klippen waarna eiser door zijn vrouw werd gechanteerd met bewijsmiddelen over zijn geaardheid, zijn manuscript van een nieuw regeringskritisch boek en zijn contacten met
een buitenlandse journalist. Uit het manuscript van het boek zou tevens blijken dat eiser afvallig is van de islam. De vrouw zou uiteindelijk een aanklacht hebben ingediend tegen eiser. Tot slot heeft de schoonfamilie van eiser aangifte tegen hem gedaan bij de rechtbank in [plaats] vanwege zijn homoseksualiteit en zijn contacten met een buitenlandse journalist.
Het bestreden besluit
3.1
Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
identiteit en nationaliteit van eiser;
eiser is homoseksueel;
eiser hangt geen religie aan;
eiser schreef een regeringskritisch boek en is daarvoor gestraft;
eiser wordt nog steeds vervolgd vanwege het boek;
eiser wordt door zijn vrouw gechanteerd;
de schoonfamilie van eiser heeft aangifte tegen hem gedaan.
3.2
Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de elementen a), c) en d) geloofwaardig zijn en dat de overige elementen niet geloofwaardig zijn. De geloofwaardige elementen zijn niet zwaarwegend genoeg om te leiden tot vluchtelingschap in de zin van het Vluchtelingenverdrag of tot een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [1] bij terugkeer. Verweerder heeft de aanvraag vervolgens afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31 en 30b, eerste lid, aanhef en onder c, f, g, en h van de Vw.
Standpunt eiser
4. Eiser voert, kort gezegd, aan dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser kampte ten tijde van het nader gehoor met psychische problemen en was geestelijk kwetsbaar. Dit heeft verweerder ten onrechte niet meegenomen bij de beoordeling van eisers verklaringen tijdens het nader gehoor. Eiser was eigenlijk niet in staat om te worden gehoord. Verder heeft verweerder de relevante elementen b), e), f) en g) ten onrechte niet geloofwaardig geacht. Eiser heeft wel degelijk een gegronde vrees voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag en bij terugkeer loopt hij een risico op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM. Verder voert eiser aan dat verweerder ten onrechte zijn aanvraag heeft afgewezen als kennelijk ongegrond.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat het bestreden besluit onzorgvuldig is voorbereid. Uit het dossier blijkt dat eiser psychische problemen heeft en ook had ten tijde van het nader gehoor. Dit volgt ook uit de brief van psychiater D.J. Ploem van 29 maart 2017, waarin staat dat eisers klachten medisch/psychiatrisch van aard zijn, dat eiser zeer kwetsbaar is en dat eiser wordt gezien door psycholoog [naam 2] Echter, uit het dossier blijkt ook dat het FMMU op 23 maart 2017 een advies heeft uitgebracht over eiser, waarin staat dat eiser gehoord kan worden. Daarbij adviseert het FMMU wel om rekening te houden met een verminderd of vertraagd vermogen om gevraagde informatie terug te kunnen halen en de vraagstelling te verwerken, korte en gerichte vraagstelling te hanteren en voldoende rustpauzes in te lassen. Uit het verslag van het nader gehoor blijkt dat de gehoorambtenaar het gehoor verspreid over meerdere dagen heeft laten plaatsvinden en dat er regelmatig lange rustpauzes zijn ingelast. Ook heeft de gehoorambtenaar eiser voor aanvang van de tweede dag van het gehoor op 30 maart 2017 nogmaals voor advies langs het FMMU gestuurd. Ook toen heeft het FMMU aangegeven dat eiser kon worden gehoord, rekening houdend met dezelfde beperkingen als die in het eerdere advies van het FMMU werden genoemd. Ook eiser gaf zelf aan dat hij gehoord kon worden. Uit deze gang van zaken volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verweerder zorgvuldig heeft gehandeld ten aanzien van eiser. Van een onzorgvuldige totstandkoming van het bestreden besluit is dan ook geen sprake. De beroepsgrond slaagt niet.
6.1
Verweerder heeft element e) ongeloofwaardig geacht. In dat kader werpt verweerder eiser tegen dat het onwaarschijnlijk is dat eiser op borgtocht vrij was en gedurende tien jaar verdere vervolging heeft weten te ontlopen door steeds te verhuizen, een dagvaarding niet in ontvangst te nemen en steekpenningen te betalen. Verder is het onwaarschijnlijk dat de gestelde borgtocht inmiddels niet zou zijn komen te vervallen en opsporing in gang is gezet, omdat eiser zich niet beschikbaar heeft gehouden voor het strafproces. Verder is het ongerijmd dat eiser zich zou onttrekken aan een strafproces en toch legaal en probleemloos kon uitreizen. Eisers vrijlating was tien jaar geleden en de gestelde vervolging voor het schrijven van het boek was voor eiser geen aanleiding voor vertrek. Dit duidt dus niet op een actueel risico op vervolging.
6.2
De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee voldoende deugdelijk gemotiveerd heeft dat element e) ongeloofwaardig is. Dat het geloofwaardig is geacht dat eiser gedetineerd is geweest vanwege het schrijven van een regeringskritisch boek en daardoor in de negatieve aandacht van de Iraanse autoriteiten stond, heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in die zin bij de beoordeling mogen betrekken dat het des te onwaarschijnlijker is dat eiser gedurende tien jaar zijn borgstelling heeft kunnen verlengen en dat er nu nog een actueel risico op vervolging bestaat. De beroepsgronden van eiser ten aanzien van element e) slagen dan ook niet.
7.1
Verweerder heeft verder element f) ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft verklaard dat zijn vrouw in het bezit is van een regeringskritisch manuscript, een fotoalbum en een dagboek. Het fotoalbum en het dagboek zijn bewijs van de homoseksuele relatie van eiser en zijn contacten met een journalist van de BBC. Ook zou eisers vrouw hem stiekem gefilmd hebben toen hij contact had met die journalist. Eisers vrouw heeft een aanklacht ingediend bij de autoriteiten voor homoseksualiteit en afvalligheid en zij eist geld van eiser. Verweerder werpt eiser tegen dat hij de belastende documenten wel erg gemakkelijk in handen van zijn vrouw heeft laten vallen. Immers, eiser zou een en ander in een kast hebben verstopt maar eiser wist ook dat het gebruikelijk was dat de vrouw bij een scheiding de inboedel meeneemt. Eiser was er bovendien uitdrukkelijk van op de hoogte dat zijn vrouw langs zou komen om spullen op te halen zonder dat er toezicht was op wat zijn vrouw dan mee zou nemen. Deze handelingswijze is ongerijmd met het grote risico dat eiser zou lopen indien de documenten openbaar zouden worden. Dit risico was des te groter nu eiser blijkbaar op dat moment ernstige relatieproblemen had en zijn vrouw religieus conservatief zou zijn. Bovendien had eiser al eerder een ernstige aanvaring met de autoriteiten gehad. De handelingswijze van eiser is daarom kennelijk tegenstrijdig met de voorzichtigheid die van hem in deze situatie had mogen worden verwacht. Dit geldt ook voor het inzicht geven in zijn contacten, mede omdat eiser eerder beschuldigd was van contacten met buitenlandse journalisten. Van eiser mocht worden verwacht dat zijn vrouw geen bewijs van zijn contacten zou inzien. Deze handelingswijze doet dan ook ernstige afbreuk aan de geloofwaardigheid van dit element, aldus verweerder. Verder heeft eiser kennelijk inconsequent verklaard over de inhoud van de aanklacht van zijn vrouw. Eerst verklaarde eiser concreet waar de aanklacht over zou gaan en later verklaarde hij dat hij slechts een vermoeden had dat er meer aan de hand was dan een echtscheiding. Ook wordt eiser tegengeworpen dat hij niet heeft geïnformeerd naar de voortgang van de echtscheidingsprocedure, ook omdat eiser zegt contact te hebben met zijn familie. Eiser heeft verder verklaard na zijn vertrek per adres van zijn broer oproepen te hebben ontvangen die betrekking hebben op de aanklacht van zijn vrouw. Eiser heeft kopieën van de oproepen van [datum 1] en [datum 2] overgelegd. Uit de oproepen valt niet af te leiden dat er sprake is van beschuldigingen van homoseksualiteit, afvalligheid of contacten met buitenlandse journalisten. Uit de oproepen kan niet afgeleid worden dan het om meer zou gaan dan een reguliere echtscheidingsprocedure. Er staat immers dat eiser wordt opgeroepen in verband met een rechtsgeding van zijn vrouw tegen hem. Eiser kon desgevraagd ook geen uitsluitsel geven over de vraag of de oproepen niet alleen waren voor de echtscheidingsprocedure. De documenten kunnen niet strekken tot het aannemelijk maken van het element, aldus verweerder.
7.2
Verweerder heeft verder element g) ongeloofwaardig geacht. Volgens de oom van eiser zou de familie van de vrouw van eiser aangifte hebben gedaan bij de revolutionaire rechtbank te [plaats] van homoseksualiteit en contacten met de BBC. Er zou volgens de moeder van eiser momenteel een aanhoudingsbevel uit zijn gegaan en een uitreisverbod van kracht zijn. Omdat niet geloofwaardig is dat eiser homoseksueel is, is het evenmin geloofwaardig dat eisers schoonfamilie over bewijsmateriaal in deze richting zou beschikken zoals een foto van eiser die het bed deelt met zijn vriend. Ook voor dit element geldt dat de situatie van eiser ongerijmd is met het gemak waarmee hij gevoelige informatie in handen van zijn vrouw zou hebben laten vallen. Hierdoor bestaat aanleiding voor ernstige twijfel aan de geloofwaardigheid van het element. Voor het overige is niet gebleken dat eiser geprobeerd heeft meer informatie te krijgen over de aangifte, het arrestatiebevel en het uitreisverbod. Dit mocht van eiser, gezien het grote persoonlijke belang dat hij heeft,
wel verwacht worden. Immers, deze informatie is van groot belang voor de vraag of hij veilig is in Iran of niet. Bovendien is het aan eiser om zich in te spannen om zijn asielrelaas aannemelijk te maken. Het blijft echter bij algemene verklaringen over wat hij van zijn moeder en oom gehoord zou hebben. Omdat eiser heeft nagelaten het element te substantiëren en dit hem kan worden aangerekend, heeft hij het element niet aannemelijk gemaakt. De overgelegde oproepen maken dit niet anders, omdat uit die oproepen niet valt af te leiden waarvoor eiser is opgeroepen, aldus verweerder.
7.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder met de hiervoor weergegeven motivering voldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat elementen f) en g) ongeloofwaardig zijn. De beroepsgronden van eiser ten aanzien van die elementen slagen dan ook niet.
8.1
Verweerder heeft eisers homoseksuele geaardheid, element b), niet geloofwaardig geacht. Verweerder werpt eiser in dat kader onder meer tegen dat hij tegenstrijdig heeft verklaard over het moment waarop hij erachter kwam dat hij zich aangetrokken voelde tot mannen. Of dat in het laatste jaar van middenschool is geweest of pas op zijn negentiende is een groot verschil. Verweerder werpt eiser verder tegen dat het ongerijmd is dat eiser alleen positieve aspecten noemt bij de ontdekking van zijn geaardheid. Van eiser mocht worden verwacht dat hij ook stil had gestaan bij de negatieve aspecten van zijn geaardheid, gelet op het feit dat daar in Iran een strek negatief stigma aan kleeft en homoseksualiteit wettelijk verboden is. Dat eiser pas toen hem gevraagd werd hoe het was om een geheim met zich mee te dragen heeft gesproken over negatieve aspecten van zijn geaardheid, mag dan ook aan hem worden tegengeworpen. Immers, er is hem eerder in het gehoor meermalen gevraagd naar zijn emoties toen hij achter zijn geaardheid kwam. Dat eisers familie liberaal zou zijn doet daar niet aan af, omdat eisers familie van hem wel verwachtte dat hij zou trouwen en ook zijn familie negatief zou staan tegenover homoseksualiteit. Verweerder werpt eiser ook tegen dat hij, ondanks een uitleg over wat zelfacceptatie betekent, vaag heeft verklaard over zijn proces van zelfacceptatie. Eiser heeft ook kennelijk inconsequent verklaard over of hij wel of geen homoseksuele vrienden had op school.
8.2
De rechtbank citeert de volgende passages uit het nader gehoor van eiser:
“Het zijn misschien wat vreemde vragen, maar valt u enkel op mannen, of op mannen en vrouwen?
Er was een tijd dat ik zowel op mannen als op vrouwen viel en dat gaat lang terug. Toen ik veel jonger was. Maar nu val ik alleen op mannen. Het was toen ik 17 of 18 jaar oud was en het was tijdelijk.
Wanneer werd u zich bewust van uw homoseksuele oriëntatie?
Het begon op school, in het begin was het tijdelijk. Pas later was ik er zeker van dat ik op mannen viel. Ook op de universiteit toen mijn studiegenoten achter andere vrouwen aanliepen voelde ik mij niet geroepen om mee te gaan. Soms werd er ook expliciet gevraagd: Ga mee, en jaag op dat en dat meisje. Maar ik voelde mij niet echt geroepen.
En op welk moment ervaarde u dit voor het eerst?
Dat was op school, voor ik op een wettelijke leeftijd was.
Uw schoolperiode is een lange periode, aan welke leeftijd moet ik denken?
Het was na mijn middenschool periode. Na het derde en laatste jaar van de middenschool, toen merkte ik het.
[…]
Weet u wat een proces van zelfacceptatie is?
Nee.
Opmerking rapporteur: Ik geef toelichting over de term “proces van zelfacceptatie” en wat wij hieronder verstaan. Heeft u een proces van zelfacceptatie doorgemaakt?
Het is eigenlijk een geheim geweest, in de samenleving waar ik vandaan kwam. Het was iets in mij en ik denk dat ik het wel had geaccepteerd. Het was ook een geheim dat alleen aan het licht kwam als ik een seksuele relatie met iemand anders net als mijzelf had.
[…]
Laat ik het anders verwoorden. Wat waren uw gevoelens tijdens uw jeugd over uw homoseksualiteit?
Ik dacht veel aan mijn vrienden, mijn jongens vrienden. Als ik op reis ging moest ik dag en nacht aan mijn vrienden denken. Ik was erg in mijzelf gekeerd. Ik was ontzettend rustig. Ik was niet bepaald verdrietig of zo omdat ik het als homoseksueel het makkelijker had. In onze islamitische samenleving is erg gericht op het contact tussen jongens en meisjes. Vrienden werden opgepakt vanwege contact met meisjes. Maar ik had het makkelijker. Ik had juist de vrijheid om met mijn vriend van wie ik hield uit te gaan, dingen te doen en vrij te bewegen, terwijl mijn heteroseksuele vrienden dit niet met hun vrienden konden doen.
Kon u in die tijd ook met uw vrienden delen dat u homoseksueel was?
Nee.
Hoe vond u dat?
Het was geen prettig gevoel. Er waren een handje vol mensen die er vanaf wisten en dat waren net als ik homoseksuelen. Met hen was ik wel makkelijk en we konden grappen maken en delen wat er in ons speelde. Als er een heteroseksueel bij was konden wij geen grappen meer maken en was niemand meer open.
[…]
Hoe voelde u zichzelf in die periode waarin de gevoelens tijdelijk waren?
Ik weet niet of ik de vraag goed begrijp maar ik voelde mij toen zoals ik mij nu voel en zoals ik mij altijd heb gevoeld. Het is een goed gevoel. Ik was meer in mijzelf gekeerd, ik was er niet zo uitgesproken over. Ik was meer in gedachte er mee bezig. Ik ging bij wijze van spreken dagdromen, dat past beter bij een gesloten samenleving.
Wat voor een dagdromen waren dat?
Dat ik met een vriend zou zijn, dat ik altijd met die vriend zou zijn.
Wat werd aan u verteld over homoseksualiteit door uw familie, school en de maatschappij in het algemeen?
Bedoelt u wat anderen zeiden?
Ja, wat anderen zeiden over homoseksualiteit.
Het was eigenlijk wel een strafbaar feit en religieus werd het gezien als een grote zonde. Er werd gezegd dat de hemel zou schudden met een dergelijke daad, en dat er de straf van steniging opstaat. Ik weet niet of u weet wat
steniging betekend? Mensen lachen homoseksuelen uit, zelfs mijn eigen vrienden deden dat. Het was de grootste zonde die je kunt begaan. Toen mijn vrienden ook homoseksuelen uitlachten, vond ik het eng. Ik was bang dat ze
achter mijn geheim zouden komen.
Ik wil nog even terug gaan naar de eerdere vraag over mijn familie. Mijn familie is liberaal maar niet over homoseksualiteit, ze zijn liberaal op andere vlakken. Mijn homoseksualiteit was een geheim van mijzelf.
[…]
Wat dacht u zelf over homoseksuele gerichtheid toen u zich realiseerde dat u homoseksueel bent?
In sommige gevallen had ik het wel geaccepteerd. In andere gevallen vond ik het een groot probleem. Toen ik met [naam 1] een relatie had was het de beste tijd van mijn leven. Ik was het gewend.
Ik wil even teruggaan naar uw jeugd en het moment dat u er achter kwam dat u homoseksueel was, u wist wat de samenleving dacht over homoseksualiteit, hoe dacht u toen zelf over homoseksualiteit?
Toen mijn vrienden anderen uitlachten deed ik ook mee om mijn geheim te bewaren.
Dank maar ik wil even teruggaan naar uw jeugd en het moment dat u er achter kwam dat u homoseksueel was, u wist wat de samenleving dacht over homoseksualiteit, hoe dacht u toen zelf over homoseksualiteit?
Sinds ik mij kan herinneren heb ik mij aangetrokken gevoeld tot hetzelfde geslacht.
U moest een geheim bewaren, hoe voelde het om het geheim te bewaren?
Het was geen fijn gevoel. Eigenlijk was het heel moeilijk. Zelfs hier bewaar ik het als een geheim onder mijn Iraanse vrienden. Er is alleen één andere persoon die het weet en dat is de persoon met wie ik een relatie heb op het moment. Hij komt uit Syrië.
Hoe heeft u voor u zelf geaccepteerd dat u een persoon bent die homoseksueel is?
Ik had het voor het eerst op mijn negentiende gevoeld maar op mijn 25ste toen ik een relatie kreeg met [naam 1] had ik helemaal begrepen.
[…]
Hoe zou de rest van uw familie reageren op een onthulling van uw homoseksualiteit?
Het zal erg zijn en het zal moeilijk zijn en ik kan dat zelf niet accepteren. Van kinds af aan was het ook een angst van mij, dat mij familie er achter zou komen.
Waar vreesde u als kind voor als ze er achter zouden komen?
Dat zijn lelijke dingen in onze samenleving.
Waar was u bang voor, welke consequenties zou het hebben?
Ik was bang om verstoten te worden uit de familie en ik was bang voor mijn goede naam. Het is in onze samenleving een door en door verrot en slecht iets. Er zijn zelfs gezegdes in de taal of vergelijkingen die worden getrokken. Het wordt niet homoseksueel genoemd. Er worden scheldwoorden voor gebruikt, bijvoorbeeld een flikker. En het is een teken van onrein zijn. Men zegt bijvoorbeeld dat een homoseksueel niet af kan blijven van zijn eigen familie. Dit creëerde allerlei angsten voor mij.”
8.3
De rechtbank is van oordeel dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft dat eisers seksuele geaardheid niet geloofwaardig is. Uit eisers verklaringen volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser tegenstrijdig verklaart over het moment waarop hij achter zijn gevoelens voor mannen kwam. Eiser verklaart dat hij dit voor het eerst ervaarde op de middenschool, maar dat dit tijdelijke gevoelens waren. Hij had toen gevoelens voor mannen en vrouwen. Hij verklaart dat hij pas later (de rechtbank begrijpt: rond zijn negentiende) zeker wist dat hij op mannen viel. Hij verklaart ten aanzien van het proces van zelfacceptatie dat hij op zijn negentiende gevoeld heeft dat hij echt homoseksueel is en dat hij dit pas helemaal heeft begrepen toen hij op zijn 25e een relatie kreeg met [naam 1]. De rechtbank ziet niet in hoe deze verklaringen tegenstrijdig zijn. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder eiser ten onrechte tegenwerpt dat hij pas voor het eerst verklaart over negatieve aspecten van zijn homoseksuele geaardheid als hem specifiek wordt gevraagd hoe het was om een geheim mee te moeten dragen. Uit de hiervoor geciteerde passages blijkt dat eiser ook al op de vragen voorafgaand aan die specifieke vraag verklaart dat hij een geheim mee moest dragen, dat het geen prettig gevoel was dat hij zijn seksuele geaardheid niet met familie en vrienden kon delen en dat hij bang was dat zijn geheim bekend zou worden. Verweerder heeft dan ook ten onrechte geconcludeerd dat eiser alleen positieve aspecten van zijn homoseksuele geaardheid noemt. De rechtbank is verder van oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser verklaringen ten aanzien van zijn proces van zelfacceptatie vaag zijn. Uit het geheel van eisers verklaringen in samenhang bezien, komt naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk een verklaring, hoewel summier, ten aanzien van een proces van zelfacceptatie naar voren. Het argument van verweerder dat eiser inconsequent verklaart over of hij wel of geen homoseksuele vrienden op school had, acht de rechtbank, gelet ook op wat de rechtbank hiervoor heeft overwogen, onvoldoende om tot een deugdelijke motivering van de ongeloofwaardigheid van eisers homoseksuele geaardheid te komen. De beroepsgrond van eiser slaagt.
9. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
10. Omdat verweerder een nieuw besluit moet nemen, behoeven de beroepsgronden ten aanzien van de zwaarwegendheid van de geloofwaardig bevonden elementen en ten aanzien van de kennelijke ongegrondheid van de asielaanvraag, geen bespreking meer.
11. Gegeven het oordeel in de beroepszaak, ziet de rechtbank geen aanleiding tot het treffen van een voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt afgewezen.
12. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.503,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indien van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 501,- en een wegingsfactor 1). Indien aan eiser een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.503,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, rechter, in aanwezigheid van mr. N. Vreede, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

RechtsmiddelTegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.