ECLI:NL:RBDHA:2018:3839

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 maart 2018
Publicatiedatum
4 april 2018
Zaaknummer
AWB 18/1821 en 18/1823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake continuering opvang asielzoekers

Op 15 maart 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de continuering van de opvang van asielzoekers. Verzoekers, vertegenwoordigd door mr. R.C. van den Berg, hebben op 14 maart 2018 beroep aangetekend tegen de fictieve weigering van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers (COA) om hun verzoek om opvang te continueren te honoreren. Tevens hebben zij verzocht om een voorlopige voorziening, zodat hun recht op opvang zou worden hervat tot de uitspraak op hun beroepschriften.

De voorzieningenrechter heeft overwogen dat verzoekers een spoedeisend belang hebben, aangezien het COA op 9 maart 2018 de opvang heeft beëindigd en verzoekers in afwachting zijn van de behandeling van hun beroepen tegen de afwijzing van hun opvolgende asielaanvragen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er nog geen beslissing is genomen op de aanvraag van verzoekers van 12 maart 2018 om de opvang te continueren. Gezien de omstandigheden en het feit dat het beroep een redelijke kans van slagen heeft, heeft de voorzieningenrechter de verzoeken om voorlopige voorziening toegewezen.

In de uitspraak is verweerder opgedragen om verzoekers per onmiddellijk opvang te bieden en is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekers, vastgesteld op € 501. De uitspraak is telefonisch bekendgemaakt aan het COA en de gemachtigde van verzoekers op 15 maart 2018. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummers: AWB 18/1821 en 18/1823
uitspraak van de voorzieningenrechter in vreemdelingenzaken van 15 maart 2018 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[naam] , en

[naam 1], hierna: verzoekers,
gemachtigde: mr. R.C. van den Berg,
en

Het bestuur van het Centraal orgaan Opvang Asielzoekers, verweerder,

Procesverloop

Bij beroepschrift van 14 maart 2018 hebben verzoekers beroep aangetekend tegen de fictieve weigering van verweerder om te voldoen aan hun verzoek om de opvang te continueren (AWB 18/1820 en 18/1822).
Tevens hebben verzoekers de voorzieningenrechter bij verzoekschrift van 14 maart 2018 verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat het recht op opvang wordt gecontinueerd/ hervat, in elk geval tot en met de uitspraak van deze rechtbank op hun beroepschriften.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. De voorzieningenrechter overweegt dat verzoekers een spoedeisend belang hebben als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) nu verweerder op 9 maart 2018 de voorzieningen heeft beëindigd en eisers in afwachting zijn van de behandeling van hun beroepen tegen de afwijzing van hun opvolgende asielaanvragen (NL18.4196 en NL18.4198).
3. Ingevolge artikel 8:83, vierde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling, indien onverwijlde spoed dat vereist en partijen daardoor niet in hun belangen zijn geschaad. De voorzieningenrechter ziet daartoe aanleiding in dit geval.
4. De voorzieningenrechter beperkt zich tot de vraag of verweerder de opvangvoorzieningen van verzoekers dient te continueren totdat op hun beroep is beslist.
5. Tussen partijen is niet in geschil dat verweerder nog geen beslissing heeft genomen op de aanvraag van verzoekers van 12 maart 2018 om de opvang te continueren/ hervatten. Nu niet op voorhand kan worden uitgesloten dat het beroep een redelijke kans van slagen heeft is de voorzieningenrechter van oordeel dat de verzoeken voor toewijzing in aanmerking komen.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoekers gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de voorzieningenrechter vast op € 501 voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het verzoekschrift, met een waarde per punt van € 501, twee samenhangende zaken, en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst de verzoeken om voorlopige voorziening toe;
  • draagt verweerder op om hangende de beroepen tegen het niet tijdig genomen besluit verzoekers per onmiddellijk opvang te bieden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers, te bepalen op € 501 (vijfhonderd en één euro), te betalen aan verzoekers.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier. De griffier heeft de beslissing telefonisch aan het COa en de gemachtigde van verzoekers bekendgemaakt op 15 maart 2018.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.