Op 5 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de opschorting van de overbrenging van sociale dossiers naar het Nationaal Archief. Eiser, die betrokken was bij de regeling voor toekenning van een buitengewoon pensioen voor oorlogsgetroffenen, had verzocht om het besluit van 11 januari 2012, dat de opschorting van deze overbrenging voor tien jaar regelde, in te trekken. De rechtbank moest beoordelen of de brief van verweerder van 20 maart 2017, waarin het verzoek werd afgewezen, als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kon worden aangemerkt.
De rechtbank concludeerde dat de brief van 20 maart 2017 geen rechtsgevolg had en niet als een besluit kon worden aangemerkt, omdat eiser niet als belanghebbende kon worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat het belang van eiser niet voldoende onderscheidend was van dat van andere gebruikers van de archieven. Hierdoor was het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en verklaarde het bezwaar alsnog niet-ontvankelijk. Tevens werd bepaald dat verweerder het griffierecht aan eiser moest vergoeden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een belanghebbende om een voldoende objectief en actueel persoonlijk belang aan te tonen om als zodanig te worden erkend in bestuursrechtelijke procedures. De rechtbank heeft de uitspraak openbaar uitgesproken en de mogelijkheid voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State aangegeven.