Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 maart 2018 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres, V-nummer [V-nummer]
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
Procesverloop
Overwegingen
25 november 2016 van haar zus en tevens de pleegmoeder van [kind 1] overgelegd. Verweerder heeft op grond hiervan echter kunnen concluderen dat daaruit niet blijkt dat eiseres haar kinderen daadwerkelijk consequent en regelmatig bezoekt voor een lange(re) periode of dat deze omgang geformaliseerd zou zijn in een omgangsregeling. Uit die e-mail blijkt slechts dat haar zus het belangrijk vindt dat eiseres regelmatig contact heeft met haar kinderen. Verweerder heeft deze e-mail bovendien terecht aangemerkt als niet afkomstig uit objectieve bron. De rechtbank volgt niet het standpunt van eiseres dat het aan verweerder is om de informatie in de brief van de zus te toetsen bij Jeugdzorg, nu de bewijslast in deze bij eiseres ligt. De stelling van eiseres dat het feit dat Jeugdzorg zich niet actief bemoeit met het gezin betekent dat de kinderen eiseres regelmatig zien, acht de rechtbank onvoldoende. Eiseres heeft bij brief van 9 februari 2018 nog een aantal stukken, te weten verklaringen van het NIDOS van 3 maart 2015 en 16 december 2014, de(zelfde) verklaring van de zus van eiseres en een proces-verbaal van 6 april 2017, overgelegd waaruit de omgang met haar kinderen zou moeten blijken. De rechtbank stelt echter vast dat deze stukken – met uitzondering van laatstgenoemde proces-verbaal – reeds door verweerder zijn betrokken in de beoordeling. Verweerder heeft ten aanzien van de verklaringen van het NIDOS terecht opgemerkt dat deze dateren van geruime tijd voor de aanvraag van 19 december 2016 en derhalve niet meer actueel waren ten tijde van de aanvraag. De verklaring van de zus van eiseres, tevens de pleegmoeder van [kind 1], heeft verweerder ook bij de besluitvorming betrokken, waarbij de rechtbank verwijst naar hetgeen bovenaan deze alinea hierover is geoordeeld. Ook wordt uit het overgelegde proces-verbaal van gehoor van de politie niet duidelijk wanneer en hoe vaak eiseres [kind 1] ziet. De enkele aanduiding dat dit “regelmatig” gebeurt, is daartoe onvoldoende concreet. Daarnaast blijkt uit het proces-verbaal dat eiseres [kind 2] bijna helemaal niet ziet. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiseres onvoldoende heeft aangetoond dat zij feitelijke invulling geeft aan het familieleven met haar dochters.