ECLI:NL:RBDHA:2018:4129

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 maart 2018
Publicatiedatum
11 april 2018
Zaaknummer
18.4263
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van veilig land van herkomst en moedwillige vernietiging van identiteitsdocumenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de asielaanvraag van eiser, een Mongoolse nationaliteit, als kennelijk ongegrond is afgewezen. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 1 maart 2018 besloten de asielaanvraag van eiser af te wijzen, omdat hij zijn identiteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser had zijn paspoort moedwillig vernietigd en de rechtbank oordeelde dat Mongolië als veilig land van herkomst kan worden beschouwd. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat hij niet op de hoogte was van het belang van identificerende documenten en dat hij bezig was om deze alsnog te verkrijgen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij in gevaar zou komen bij terugkeer naar Mongolië en dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig is. De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser verworpen en het beroep ongegrond verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van identificerende documenten in asielprocedures en bevestigt de status van Mongolië als veilig land van herkomst.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.4263

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 maart 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. N. van Luijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. R.A.P.M. van der Zanden).

Procesverloop

Bij besluit van 1 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.4264, plaatsgevonden op 21 maart 2018 te Breda. Eiser is, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Mongolische nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum] . Eiser heeft verteld dat een machtige persoon in zijn land van herkomst het op hem heeft voorzien. Eiser wordt ervan beschuldigd dat hij de vrouw van deze man – [naam 1] – heeft benaderd, terwijl eiser werkzaamheden verrichtte in diens woning. Eiser vindt dat hij niet meer veilig is in Mongolië.
2. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat eiser zijn identiteit en herkomst niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser was in het bezit van een identiteitskaart en een paspoort, maar hij heeft deze documenten niet overgelegd. Verweerder werpt tegen dat eiser zelf heeft verklaard dat hij zijn paspoort moedwillig heeft vernietigd. Eisers nationaliteit wordt wel aannemelijk geacht. Verweerder acht het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig. Verweerder wijst de asielaanvraag van eiser af als kennelijk ongegrond, omdat Mongolië als een veilig land van herkomst wordt beschouwd en omdat hij moedwillig zijn paspoort heeft vernietigd.
3. In beroep heeft eiser aangevoerd dat hem het belang en de noodzaak van identificerende documenten eerder niet duidelijk was. Hij is doende om alsnog via zijn familie aan documenten te komen en meent dat hem een redelijke termijn had moeten worden gegeven om deze over te leggen. Dit is niet gebeurd en daarom is sprake van een onzorgvuldige besluitvorming. Wat betreft het asielrelaas betwist eiser dat sprake zou zijn van tegenstrijdige verklaringen. Eiser is bereid dit ter zitting nader toe te lichten. Verder voert eiser aan dat uit landeninformatie blijkt dat corruptie binnen de overheid in Mongolië een groot probleem is. Nu [naam 1] een rijk en machtig man is, die eiser tegen zich heeft, verkeert eiser in grote problemen bij terugkeer naar Mongolië, aldus eiser. Eiser betoogt tot slot dat het al eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod hadden moeten worden herzien, omdat hij daardoor zijn studerende vriendin niet kan bezoeken.
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) kan een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn [1] , indien de vreemdeling afkomstig is uit een veilig land van herkomst in de zin van de artikelen 36 en 37 van de Procedurerichtlijn.
5. Ingevolge artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw kan een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden afgewezen als kennelijk ongegrond in de zin van artikel 32, tweede lid, van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling waarschijnlijk, te kwader trouw, een identiteits- of reisdocument dat ertoe kon bijdragen dat zijn identiteit of nationaliteit werd vastgesteld, heeft vernietigd of zich daarvan heeft ontdaan.
6. Eiser heeft geen specifieke beroepsgronden gericht tegen het standpunt van verweerder dat Mongolië in het algemeen is aan te merken als een veilig land van herkomst. Verweerder heeft zijn standpunt in het bestreden besluit en het daaraan voorafgaande voornemen deugdelijk gemotiveerd en gewezen op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 13 september 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2490) waarbij is geoordeeld dat de aanwijzing van Mongolië als veilig land van herkomst voldoet aan de wettelijke regels. Eiser heeft daartegen niets ingebracht.
7. De rechtbank leidt uit eisers beroepsgronden af dat hij van mening is dat Mongolië in zijn specifieke geval niet is aan te merken als een veilig land van herkomst. Overwogen wordt dat verweerder uitvoerig heeft uiteengezet dat en waarom eisers asielrelaas als ongeloofwaardig moet worden aangemerkt. Eiser heeft in beroep slechts de bereidheid getoond ter zitting nadere toelichting te geven op een aantal door verweerder als ongeloofwaardig aangemerkte elementen van het asielrelaas. Eiser is echter niet verschenen ter zitting om dit aanbod gestand te doen. De slotsom is dat verweerder niet ten onrechte het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig heeft geacht. Dat betekent tevens dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Mongolië voor hem geen veilig land is.
8. Eiser heeft zelf verklaard dat hij zijn paspoort moedwillig heeft vernietigd. Eiser heeft daarvoor de volgende verklaring gegeven: “Iemand heeft tegen mij gezegd dat mijn paspoort niet nodig was. Ik heb deze vernietigd.” [2] . Daaruit blijkt dat er geen enkele noodzaak was om het paspoort, dat eiser voor zijn komst naar Nederland nog bij zich had, te vernietigen. De stelling in beroep dat de noodzaak van identificerende documenten voor eiser eerder niet duidelijk was, levert geen geldig excuus op voor het zich ontdoen van zijn paspoort. Dat eiser doende zou zijn alsnog aan documenten te komen, is niet gebleken en levert bovendien evenmin een geldig excuus op voor het vernietigen van zijn paspoort. Eiser heeft geen juridische onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat verweerder hem een langere termijn had moeten gunnen om deze documenten over te leggen, daargelaten dat eiser zich naar zijn zeggen al sinds 1 januari 2018 in Nederland bevindt. Verweerder heeft er bovendien terecht ter zitting op gewezen, dat eiser naar eigen zeggen al sinds 2016 in Europa verblijft en zich daar heeft bediend van zijn paspoort. Hij moet derhalve op de hoogte zijn van het belang van (het bezit van) identificerende documenten.
9. De slotsom is dat de asielaanvraag van eiser terecht is afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en d, van de Vw.
10. Ook de beroepsgrond dat verweerder ten onrechte het eerder opgelegde terugkeerbesluit en inreisverbod heeft gehandhaafd, faalt. Overwogen wordt dat de enkele niet-onderbouwde stelling dat zijn vriendin in Oostenrijk verblijft en daar studeert [3] , daarvoor niet toereikend is. Verweerder heeft daarin geen aanleiding hoeven zien om het terugkeerbesluit en het inreisverbod op te heffen.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. M.I.P. Buteijn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 21 maart 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Richtlijn 2013/32/EU
2.Pagina 5 van het rapport gehoor veilig land van herkomst
3.Pagina 7 en 8 van het rapport gehoor veilig land van herkomst