Overwegingen
1. Eiser heeft op 6 juli 2017 een asielaanvraag ingediend. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op illegale wijze op 2 november 2016 via Italië de buitengrens van de lidstaten heeft overschreden en op 9 maart 2017 in Duitsland een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend. Gelet op deze informatie zijn de Italiaanse autoriteiten op 11 augustus 2017 gevraagd om eiser terug te nemen op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van
Verordening (EU) 604/2013 (hierna: Dublinverordening). Op 25 augustus 2017 hebben de Italiaanse autoriteiten dit verzoek afgewezen, omdat Duitsland voor de behandeling van de asielaanvraag verantwoordelijk zou zijn. Duitsland zou niet binnen de gestelde termijn een verzoek om terugname bij Italië hebben ingediend. Daarop is op 31 augustus 2017 een terugname verzoek gestuurd aan de autoriteiten van Duitsland. De Duitse autoriteiten hebben dit verzoek op 5 september 2017 afgewezen, en daarbij gemeld dat de Duitse autoriteiten binnen de gestelde termijn een terugname verzoek aan Italië hadden gestuurd. Op 12 september 2017 is Italië daarom nogmaals verzocht om eiser terug te nemen, waarmee de Italiaanse autoriteiten op 12 september 2017, op grond van artikel 18, eerste lid, onder b, van de Dublinverordening, hebben ingestemd.
2. Eiser kan zich niet verenigen met het bestreden besluit en heeft hiertoe – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Eiser stelt zich op het standpunt dat hij niet naar Italië mag worden overgedragen, omdat hij minderjarig is. In Duitsland en in Italië heeft geen zorgvuldige leeftijdsregistratie plaatsgevonden en derhalve is eiser onder een onjuiste (meerderjarige) geboortedatum geregistreerd. Voorts betoogt eiser dat ten aanzien van Italië niet langer kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Er doen zich hier aan het systeem gerelateerde tekortkomingen van de asielprocedure en opvangvoorzieningen voor. In dit verband verwijst eiser naar de volgende bijgevoegde rapporten, die in onderlinge samenhang moeten worden bezien:
- AIDA, ‘Country Report: Italy. Update 2016’, van februari 2017;
- AIDA, ‘Wrong counts and closing doors. The reception of refugees and asylum seekers in Europe’, van 12 maart 2016;
- Council of Europe, ‘Secretary General: Report of the fact-finding mission to Italy by Ambassador Tomàš Boček, Special Representative of the Secretary General on migration and refugees, 16-21 October 2016’(SG/Inf(2017)8)’, van 2 maart 2017;
- Amnesty International, ‘Amnesty International Report 2016/2017 – The State of the World’s Human Rights – Italy’, van 22 februari 2017;
- Bertelmann Stiftung, ‘Facts on the European Dimension of Displacement and Asylum: Italy’, van oktober 2016;
- SFH, ‘Aufnahmebedingungen in Italien. Zur aktuellen Situation von Asylsuchenden und Schutzberechtigten, insbesondere Dublin-Ruckkehrenden in Italien.’, van 15 augustus 2016;
- Artsen zonder Grenzen, ‘Out of sight. Asylum seekers and refugees in Italy’, van 12 april 2016.
- UNHCR, ‘Europe’s Refugee Emergency Response Update #31’, van september 2016;
- US Department of State, ‘Country Report on Human Rights Practices 2016 - Italy’, van 3 maart 2017;
- US Department of State, ‘Trafficking in Persons Report 2017 – Country Narratives – Italy’, van 27 juni 2017;
- Integrated Regional Information Network (IRIN), ‘Italy and Germany step up to deter asylum seekers.’, van 18 januari 2017;
- IRIN, ‘Italy’s migrant reception system is breaking’, van 15 juni 2017;
- Human Rights Watch, ‘World Report 2017 – European Union’, van 12 januari 2017;
- UN High Commissioner for Refugees (UNHCR), ‘High Commissioner Grandi urges more solidarity with Italy.’, van 3 juli 2017;
- European Council on Refugees and Exiles (ECRE), ‘Strengthening NGO involvement and capacities around EU ‘hotspots’ developments – Update on the implementation of the hotspots in Greece and Italy’, van mei 2017;
Eiser heeft verder nog verwezen naar de volgende, niet bijgevoegde, rapporten:
- Danish Refugee Council & Schweizerische Flüchtlingshilfe (SFH), ‘Is mutual trust enough? The situation of persons with special reception needs upon return to Italy’, van 9 februari 2017;
- UNHCR, ‘Report on the Working Group of Experts on People of African Descent on its mission to Italy’, van 12 augustus 2016;
3. De rechtbank overweegt als volgt.
3.1Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: Afdeling) van 17 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:134) overweegt de rechtbank dat verweerder op grond van de registratie in Italië eiser als meerderjarige kan aanmerken. Dat eiser bij zijn asielverzoek in Nederland een andere geboortedatum heeft opgegeven, doet daar niet aan af. Eiser heeft immers geen authentieke identificerende documenten overgelegd waaruit de door hem gestelde geboortedatum blijkt. Verweerder heeft zich daarbij terecht op het standpunt gesteld dat de enkele stelling van eiser dat hij geen reden had om in Italië een hogere leeftijd op te geven, het voorgaande niet anders maakt. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder er in beginsel van uitgaan dat de registratie van eisers geboortedatum in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat Duitsland en Italië in zijn geval onzorgvuldig hebben gehandeld. 3.2Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (hierna: EHRM) heeft in verschillende uitspraken, onder meer de uitspraak van 26 november 2015, met zaaknummer 21459/14, J.A. en anderen tegen Nederland en de uitspraak van 9 juni 2016, met zaaknummer 5868/13, S.M.H. tegen Nederland, geoordeeld dat de situatie in Italië niet zodanig is dat overdracht aan dat land zonder meer leidt tot een met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) strijdige situatie. Er zijn weliswaar zorgen over de toegang tot opvang, de opvangfaciliteiten en rechtshulp, maar er is geen sprake van dusdanig ernstige tekortkomingen dat deze aan de overdracht van asielzoekers aan Italië in de weg staan. Het EHRM heeft bovendien overwogen dat de situatie voor asielzoekers in Italië niet kan worden vergeleken met de situatie in Griekenland ten tijde van de uitspraak van het EHRM van 21 januari 2011, met zaaknummer 30696/09, M.S.S. tegen België en Griekenland. Ook de Afdeling heeft, onder meer in de uitspraak van 16 januari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:73) en de uitspraak van 7 april 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:971) geoordeeld dat ten aanzien van Italië nog altijd kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. 3.3Het ligt op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat Italië zijn verdragsverplichtingen niet meer nakomt. Eiser is hierin niet geslaagd. Dat sprake is van een hoge instroom van asielzoekers in Italië, is daartoe onvoldoende. Daaruit volgt immers niet dat sprake is van structurele tekortkomingen in de asielprocedure dan wel opvangvoorzieningen in Italië. De rechtbank stelt vast dat eiser diverse rapporten, waaronder rapporten die zien op de periode van vóór de genoemde uitspraken van de Afdeling, heeft overgelegd. Deze rapporten geven echter geen wezenlijk ander beeld van de situatie in Italië dan de situatie die reeds is beoordeeld door de Afdeling. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de in de rapporten vermelde problemen die kunnen worden ondervonden bij de toegang tot de opvang of de asielprocedure, niet dusdanig zijn dat deze aan de overdracht aan Italië van Dublinterugkeerders in de weg staan. Gelet hierop mag verweerder ten opzichte van Italië in zijn algemeenheid uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hierin niet geslaagd. Voor zover eiser meent dat de Italiaanse asielprocedure en opvangvoorzieningen gebreken kennen, ligt het op zijn weg om hierover te klagen bij de Italiaanse (hogere) autoriteiten. Met de verwijzing naar de rapporten heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat dit, in verband met zijn financiële middelen, voor hem niet mogelijk is. Voorts is niet is gebleken dat de autoriteiten hem niet zouden kunnen of willen helpen.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.