ECLI:NL:RBDHA:2018:416
Rechtbank Den Haag
- Proces-verbaal
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat de Bondsrepubliek Duitsland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, conform de Dublinverordening.
Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de zaak behandeld en onmiddellijk na afloop van de zitting mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarbij zij heeft overwogen dat er geen geschil bestaat over de verantwoordelijkheid van Duitsland voor de asielaanvraag.
De rechtbank heeft verder geoordeeld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er tekortkomingen zijn in het Duitse asielsysteem die zouden rechtvaardigen dat de aanvraag door Nederland in behandeling zou moeten worden genomen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de rechtsbijstand in Duitsland voldoet aan de Europese richtlijnen en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij zich niet tot de Duitse autoriteiten kan wenden met klachten. Daarom is het beroep ongegrond verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.