ECLI:NL:RBDHA:2018:4261
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. van Rij
- Rechtspraak.nl
Weigering openbaarmaking op grond van de Wet openbaarheid van bestuur in het kader van verkeersboeteprocedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de minister van Justitie en Veiligheid. De eiser had een verzoek ingediend op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om toegang te krijgen tot documenten die verband hielden met een boetebeschikking die hem was opgelegd in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Het primaire besluit van de minister om het verzoek af te wijzen, werd door de eiser bestreden in een beroepsprocedure. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister het verzoek op grond van de Wob terecht heeft afgewezen, omdat de minister stelde dat de gevraagde documenten niet onder hem berustten en dat de eiser, die werd bijgestaan door een professioneel rechtsbijstandverlener, hiervan op de hoogte moest zijn. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van de eiser niet redelijkerwijs kon volhouden dat de minister de documenten had moeten doorzenden naar de opsporingsinstantie, aangezien de gemachtigde eerder was geïnformeerd dat dergelijke verzoeken niet meer werden doorgestuurd. De rechtbank concludeerde dat er geen schending van de hoorplicht was en dat het beroep van de eiser ongegrond was. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van de rechtsbijstandverlener en de noodzaak voor verzoekers om zich bewust te zijn van de procedures en de informatie die beschikbaar is.