ECLI:NL:RBDHA:2018:4347
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van kennelijke ongegrondheid en beschermingsalternatief in Armenië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 maart 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Iraakse man, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had geoordeeld dat eiser niet als vluchteling kon worden aangemerkt, omdat hij de Armeense nationaliteit bezat en daarmee in Armenië bescherming kon genieten. Eiser had aangevoerd dat hij vanwege zijn etnische afkomst en religie in Irak problemen ondervond, maar de rechtbank vond dat hij niet had aangetoond dat hij daadwerkelijk de Armeense nationaliteit niet bezat. De rechtbank concludeerde dat eiser had moeten melden dat hij de Armeense nationaliteit had, wat hij niet had gedaan. Bovendien werd eisers (bi)seksuele voorkeur niet als relevant beschouwd, omdat hij hierover onvoldoende had verklaard. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en oordeelde dat de procedure zich niet leende voor een beoordeling van de nieuwe asielmotieven die eiser had aangevoerd, aangezien deze niet tijdig waren ingediend. De uitspraak werd gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.