In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2018 uitspraak gedaan in een procedure over de opvolgende asielaanvragen van een Egyptisch gezin. De aanvragen werden niet-ontvankelijk verklaard door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat het gezin geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden had aangevoerd die relevant waren voor de beoordeling van hun aanvragen. De eisers, die eerder asiel hadden aangevraagd, stelden dat zij nieuwe documenten hadden die hun asielrelaas onderbouwden, maar de rechtbank oordeelde dat de authenticiteit van deze documenten niet was vastgesteld. Tijdens de zitting op 15 maart 2018 waren de eisers aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigden, en werd ook een tolk ingeschakeld. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt had gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of omstandigheden waren, en dat de eerdere afwijzingen van de asielaanvragen niet opnieuw konden worden beoordeeld zonder nieuwe relevante informatie. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet hadden aangetoond dat het deskundigenadvies van Bureau Documenten onzorgvuldig was en dat de staatssecretaris de aanvragen op een zorgvuldige manier had behandeld. De beroepen van de eisers werden ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.