ECLI:NL:RBDHA:2018:4455

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 april 2018
Publicatiedatum
17 april 2018
Zaaknummer
NL18.4664
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. de Zeben - de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheidsbepaling onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 april 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Tadzjiekse nationaliteit, had op 7 december 2017 een asielaanvraag ingediend in Nederland. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Tijdens de zitting op 3 april 2018 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Eiser stelde dat zijn Schengenvisum voor Litouwen op het moment van zijn aanvraag in Nederland meer dan zes maanden was verlopen, en dat er ten onrechte om terugname in plaats van overname is verzocht. Eiser vreesde voor zijn veiligheid in Litouwen en had medische problemen waarvoor hij behandeling nodig had.

De rechtbank heeft overwogen dat verweerder op goede gronden heeft gesteld dat Litouwen de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van eisers asielverzoek. De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om aan te nemen dat eiser in Litouwen niet de benodigde medische zorg zou kunnen krijgen. Eiser heeft zijn vrees voor veiligheid en zijn medische situatie niet voldoende onderbouwd. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.4664

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2018 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. J.M. Niemer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. E. Groenendijk).

Procesverloop

Bij besluit van 7 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Litouwen verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.4665, plaatsgevonden op 3 april 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen mevrouw N. Epstein. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1998 en de Tadzjiekse nationaliteit te hebben. Eiser heeft op 7 december 2017 een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen en heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Deze verordening is de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening). In dit geval heeft Nederland op 11 december 2017 bij Litouwen een verzoek om terugname gedaan. Litouwen heeft dit verzoek op 19 december 2017 aanvaard.
3. Eiser voert aan dat zijn Schengenvisum voor Litouwen, dat geldig was van 10 maart 2017 tot 21 april 2017, op het moment van zijn aanvraag in Nederland meer dan zes maanden was verlopen, waardoor ten onrechte aan Litouwen is verzocht om terugname. Bovendien is ten onrechte verzocht om terugname in plaats van overname, omdat eiser in Litouwen geen asielverzoek heeft ingediend en het daarom niet mogelijk is om te verzoeken om terugname. Daarnaast vreest eiser in Litouwen voor zijn veiligheid omdat het voor burgers uit Tadzjikistan gemakkelijk is om naar Litouwen te komen. Men zou er dan snel achter kunnen komen dat eiser daar is. Hij heeft daarom ook geen asiel in Litouwen aangevraagd. Eiser voert voorts aan dat hij medische problemen heeft waar hij voor behandeld wordt. Eiser heeft bij zijn gronden een brief van de polikliniek neurologie van het [ziekenhuis] in [plaats] overgelegd, waaruit blijkt dat hij daar op
21 maart 2018 een afspraak had.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
4.1
Verweerder heeft zich op goede gronden op het standpunt gesteld dat Litouwen de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van eisers asielverzoek en verweerder heeft op juiste gronden verzocht om terugname, in tegenstelling tot overname van eiser. Daartoe stelt de rechtbank vast dat eiser in het bezit is gesteld van een Schengenvisum voor Litouwen dat geldig was van 10 maart 2017 tot 21 april 2017. Eiser heeft vervolgens op 15 maart 2017 in Duitsland een asielverzoek ingediend maar is door Duitsland teruggestuurd naar Litouwen omdat Litouwen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling van zijn asielverzoek. Verweerder mocht er daarom van uitgaan dat Litouwen de verantwoordelijke lidstaat is voor de behandeling van het asielverzoek van eiser. Omdat Litouwen al ten tijde van eisers (eerste) asielverzoek in Duitsland de verantwoordelijke lidstaat was is geen sprake van overname. Dat eiser geen asielverzoek heeft ingediend in Litouwen maakt het voorgaande niet anders. Daarnaast heeft verweerder in aanmerking mogen nemen dat de Litouwse autoriteiten op 19 december 2017 aan Nederland hebben bevestigd dat zij op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onder c, van de Dublinverordening verantwoordelijk zijn voor de behandeling van eisers asielverzoek. Er is derhalve sprake van een expliciet claimakkoord.
4.2
Eiser heeft zijn vrees voor zijn veiligheid in Litouwen niet onderbouwd. Verweerder heeft bovendien terecht geconcludeerd dat dit losstaat van de vraag welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van het asielverzoek. Eiser dient, bij voorkomende problemen, de hulp in te schakelen van de Litouwse autoriteiten. Niet is gebleken dat eiser hiertoe niet in staat is of dat de autoriteiten eiser niet zouden willen helpen. Nederland is op grond hiervan niet gehouden om eisers asielverzoek aan zich te trekken.
4.3
Ten aanzien van de medische situatie van eiser is de rechtbank van oordeel dat de door eiser overgelegde brief van het [ziekenhuis] in [plaats] onvoldoende is om te oordelen dat eisers asielverzoek door Nederland beoordeeld zou moeten worden. Uit de brief blijkt niet wat de medische klachten zijn, of eiser behandeling nodig heeft en waaruit die behandeling zou bestaan. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij onder behandeling is van een neuroloog vanwege erge hoofdpijnen. Eiser hoort binnenkort de diagnose en er zal ook een scan gemaakt worden. Ook stelt eiser dat hij problemen heeft met zijn hart en zijn rug. Eiser heeft zijn klachten echter niet afdoende onderbouwd. Voorts leidt eisers stelling dat hij zijn medische behandeling graag in Nederland zou willen afmaken niet tot een andersluidend oordeel. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag erop vertrouwd worden dat eiser in Litouwen de benodigde medische behandeling zal kunnen krijgen. Eiser heeft niet aangetoond dat hij specialistische behandeling nodig heeft en dat Nederland het meest aangewezen land is voor behandeling. Eiser heeft niet aangetoond dat hij in Litouwen niet zou kunnen worden behandeld.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. de Zeben - de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 april 2018.
griffier
rechter is niet in de gelegenheid om te tekenen
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel