ECLI:NL:RBDHA:2018:4601

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 april 2018
Publicatiedatum
19 april 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 7525
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de eigendomsverhouding van appartementsrechten en de grond bij splitsing in appartementsrechten

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 april 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de eigendomsverhouding van appartementsrechten en de bijbehorende grond. Eiser, eigenaar van twee appartementsrechten, heeft verzocht om herstel van de basisregistratie kadaster (brk) omdat hij meent dat de grond waarop zijn appartementsrechten zich bevinden, niet is meegesplitst en dus zijn eigendom is gebleven. De verweerder, de hoofdbewaarder van het Kadaster, heeft het verzoek afgewezen, stellende dat de gegevens in de brk overeenkomen met de inschrijving in het openbaar register. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de splitsing in appartementsrechten heeft plaatsgevonden zonder dat de omliggende grond is meegesplitst. Dit betekent dat de eigenaren van de appartementsrechten mede-eigenaar zijn geworden van de grond. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, dat hij de enige eigenaar van de grond is, verworpen. De rechtbank oordeelt dat de uitleg van de verweerder, dat de eigenaren van de appartementsrechten mede-eigenaar zijn van de grond, juist is. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de Kadasterwet en de Kadasterregeling, die bepalen hoe wijzigingen in de kadastrale registratie moeten worden doorgevoerd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/7525

uitspraak van de meervoudige kamer van 19 april 2018 in de zaak tussen

[B.V. X], te [plaats], eiser

(gemachtigden: [persoon 1] en [persoon 2]),
en

De hoofdbewaarder van het Kadaster en Openbare Registers, verweerder

(gemachtigde: mr. P.A.M. Schamp).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Vereniging van Eigenaren [flat], de vve, te [plaats]
(gemachtigden: mr. Y.H. van Ballegooijen en V. Persoon).

Procesverloop

Bij besluit van 30 augustus 2017 (hierna: het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiser om herstel van de basisregistratie kadaster (hierna: de brk) ten aanzien van het perceel gemeente Delft sectie [sectie] nummer [nummer 1] (hierna: het perceel) afgewezen.
Bij besluit van 29 september 2017 (hierna: het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 maart 2018.
Eiser, verweerder en de vve hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 7t, eerste lid, van de Kadasterwet, voor zover van belang kan, indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de brk opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, dan wel omtrent de juistheid van een uit een andere basisregistratie dan genoemd in artikel 1a in de brk overgenomen authentiek gegeven, die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de brk doen.
Ingevolge artikel 39, eerste lid, van de Kadasterregeling 1994 geschiedt wijziging of aanvulling van de in de kadastrale registratie vermelde gegevens inzake een geheel perceel of appartementsrecht met inachtneming van het tweede tot en met het achtste lid.
Ingevolge het tweede lid van voormeld artikel worden de in de kadastrale registratie vermelde gegevens met het ingeschreven stuk in overeenstemming gebracht indien de inschrijving in de openbare registers een wijziging betreft in de rechtstoestand naar burgerlijk recht dan wel een wijziging of aanvulling van de gegevens omtrent een rechthebbende en die inschrijving aanleiding geeft tot een wijziging of aanvulling, tenzij de inschrijving betrekking heeft op een erfdienstbaarheid. Bij de desbetreffende in de kadastrale registratie vermelde gegevens wordt een korte aanduiding van de aard van het ingeschreven stuk vermeld.
Ingevolge artikel 3:19, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW), geschiedt de inschrijving terstond na de aanbieding indien de voor een inschrijving nodige stukken worden aangeboden, de aangeboden stukken aan de wettelijke eisen voldoen en andere wettelijke vereisten voor inschrijving zijn vervuld.
2. Eiser heeft twee appartementsrechten, rechtgevend op het uitsluitend gebruik van een servicestation en een winkel met entresol op het perceel. Eiser heeft verzocht om herstel van de brk omdat daarin een kennelijke onjuistheid is vermeld ten aanzien van het perceel.
3. In het primaire besluit heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat niet is gebleken dat de gegevens in de brk niet overeenkomen met de gegevens in het brondocument dat in het openbaar register is ingeschreven. Het gehele perceel [plaats] [sectie] [nummer 1] is ingebracht in de appartementensplitsing met index [plaats] [sectie] [nummer 2] bij akte van splitsing van 6 november 1963 , ingeschreven als [nummer 3], reeks [plaats]. Verweerder is lijdelijk en past deze inschrijving derhalve objectief toe. Omdat het pand dat in appartementsrechten is gesplitst onlosmakelijk verbonden is met het grondperceel, is het gehele perceel gesplitst. Vanwege de appartementensplitsing is het perceel [plaats] [sectie] [nummer 1] vervolgens in sluimerende toestand gekomen, waardoor het geen eigenaar meer heeft. Het eigendom van het perceel is evenredig verdeeld onder de gerechtigden van de appartementsrechteigenaren, aldus verweerder.
In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard omdat niet is gebleken dat fouten zijn gemaakt bij het toepassen van de akten.
4. Eiser voert aan dat niet de vve, maar hijzelf eigenaar is van het grondperceel waarop zijn appartementsrechten zich bevinden. Daartoe betoogt hij dat de grond niet is ingebracht in de splitsing, zodat deze eigendom is gebleven van de N.V. van wie eiser zijn appartementsrechten heeft gekocht.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
5.1.
De rechtbank stelt voorop dat de beoordeling in het onderhavige beroep beperkt is tot de vraag of verweerder overeenkomstig artikel 39, tweede lid, van de Kadasterregeling 1994 de gegevens van het perceel in de kadastrale registratie in overeenstemming heeft gebracht met de gegevens van dit perceel in de openbare registers. Volgens artikel 3:19 van het Burgerlijk Wetboek worden stukken die aan de wettelijke eisen voldoen en waarvoor andere wettelijke eiser voor inschrijving zijn vervuld immers terstond na aanbieding ingeschreven.
5.2.
In de akte van splitsing is vermeld dat de “[N.V. Y]” eigenaresse is van een flatgebouw met onderliggende en bijbehorende grond, staande te [plaats] aan [straat 1], [straat 2] en [straat 3], kadastraal bekend als gemeente Delft, Sectie [sectie], nummer [nummer 1], groot twaalf are en eenenzeventig centiare. Vervolgens wordt het flatgebouw gesplitst in 55 appartementen, en wordt de vve opgericht. De grond wordt niet meer genoemd in de akte. Uit de stukken is niet gebleken dat het buitenterrein een eigen appartementsrecht heeft gekregen of dat het perceel [plaats] [sectie] [nummer 1] voor de splitsing in appartementsrechten is verdeeld in een apart kadastraal perceel met een apart kadastraal nummer, los van het in appartementsrechten te splitsen perceel. De rechtbank ziet geen grond voor het oordeel dat verweerder niet gevolgd kan worden in zijn uitleg dat het voorgaande betekent dat de eigenaren van de appartementsrechten mede-eigenaar zijn geworden van de grond. Het voorgaande is dan ook terecht tot uitdrukking gebracht met de vermelding van de vve op de uitdraai van de brk.
Aldus is eiser, die eigenaar is van [cijferreeks 1] en [cijferreeks 2] delen van de gemeenschap, voor even zo grote delen eigenaar van het grondperceel. Ten overvloede wijst de rechtbank er op dat de vraag of de splitsing dan wel overdracht van het grondperceel al dan niet op juiste wijze in een akte terecht is gekomen, niet door de rechtbank hoeft te worden beoordeeld. Daartoe ziet de rechtbank zich gesteund in de uitspraak van de Afdeling van 1 december 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BO5723):
6. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Sleeswijk Visser-de Boer, voorzitter, en mr. M.M. Meijers en mr. I.J.K. van der Meer, leden, in aanwezigheid van mr. A.H. Ferment, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 april 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.