Uitspraak
Rechtbank DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 12 april 2018 in de zaak tussen
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser
Procesverloop
Overwegingen
28 december 2016 te zijn uitgegaan van de opgave van de naaste familie van de erfgenamen van de zoon en dat zij een en ander niet zelf hebben geconstateerd.
Geschil5. In geschil is of de zoon aan eiser een schenking heeft gedaan ter grootte van € 55.000.
28 december 2016 heeft genuanceerd en dat die brief was opgesteld in het kader van een verklaring voor de sterke vermindering van het vermogen van de zoon die was geconstateerd bij de behandeling van de aangifte erfbelasting. Verder heeft eiser de stellingen van verweerder uitvoerig weersproken en heeft hij voldoende aangevoerd om op zijn minst te betwijfelen dat van schenking sprake is geweest. Dat de verklaring van eiser niet naadloos aansluit op de data van de RDW, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel, aangezien eiser pas op 23 januari 2017 op de hoogte is gekomen van verweerders opvatting dat sprake is van een schenking en pas in het verweerschrift van 2 januari 2018 wordt verwezen naar de data van de RDW.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslag;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.002;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 46 aan eiser te vergoeden.