ECLI:NL:RBDHA:2018:4841
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugkeerbesluit en inreisverbod onder de Vreemdelingenwet
Op 23 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser met de Albanese nationaliteit en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De zaak betreft een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat aan de eiser is opgelegd. Het bestreden besluit, dat op 7 mei 2017 is genomen, verplicht de eiser om de Europese Unie onmiddellijk te verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich niet op de voorgeschreven wijze in Nederland heeft bevonden en zich gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken. Dit leidde tot het opleggen van een inreisverbod voor de duur van twee jaar.
Tijdens de zitting op 30 maart 2018 is de eiser niet verschenen, terwijl de verweerder zich liet vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser op 19 mei 2017 naar Albanië is uitgezet, waardoor zijn procesbelang bij de beoordeling van het terugkeerbesluit is komen te vervallen. Het beroep tegen het terugkeerbesluit is daarom niet-ontvankelijk verklaard.
De eiser heeft betoogd dat de reden voor zijn aanhouding, namelijk het aantreffen onder een vrachtwagen, niet voldoende is om te concluderen dat hij een bedreiging voor de openbare orde vormt. Ook heeft hij aangevoerd dat het inreisverbod disproportioneel is, gezien zijn persoonlijke omstandigheden en familieleden in de EU. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verweerder terecht het inreisverbod heeft opgelegd, omdat de eiser niet voldoet aan de voorwaarden van de Vreemdelingenwet en de Schengengrenscode. Het beroep tegen het inreisverbod is ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.