3.2Op grond van artikel 5 van de Wsg kan een uitkering achterwege blijven of op een geringer bedrag worden bepaald, indien de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer of de nabestaande is toe te rekenen.
4 De rechtbank stelt voorop dat uitoefening van de bevoegdheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Wsg door de rechtbank terughoudend moet worden getoetst, aangezien een beslissing over een uitkering uit het schadefonds berust op een discretionaire bevoegdheid van verweerder. Dit geldt tevens voor de toepassing van de weigeringsgrond van artikel 5 van de Wsg.
5 Verweerder heeft het beleid ten aanzien van ‘eigen aandeel’ vastgelegd in de Beleidsbundel Schadefonds Geweldsmisdrijven. Ten tijde van het bestreden besluit gold de Beleidsbundel van 1 maart 2017.
Paragraaf 1.4.1 van de Beleidsbundel luidt voor zover van belang als volgt.
Een uitkering kan achterwege blijven of op een lager bedrag worden bepaald, als de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan het slachtoffer is toe te rekenen. Dit wordt het ‘eigen aandeel’ van het slachtoffer genoemd en staat in artikel 5 van de Wet.
De gedachte achter deze bepaling is dat het Schadefonds is opgericht om mensen, die buiten hun schuld slachtoffer worden van geweld, een financiële tegemoetkoming te bieden in hun schade. Als het slachtoffer een eigen aandeel heeft in het geweld is deze tegemoetkoming in principe niet passend, omdat deze moet worden gezien als een uiting van solidariteit van de samenleving met het slachtoffer. De tegemoetkoming wordt namelijk gefinancierd uit gemeenschapsgeld.
Voor de beoordeling van het eigen aandeel gaat het Schadefonds na of het slachtoffer het geweldsmisdrijf had kunnen en moeten voorkomen. Hierbij kijkt het of het slachtoffer zichzelf onnodig in een situatie heeft gebracht waarin hij geweld kon en moest verwachten.
Als sprake is van een eigen aandeel, kan het Schadefonds een aanvraag volledig afwijzen of de uitkering op een lager bedrag vaststellen. Als het Schadefonds de uitkering op een lager bedrag vaststelt, kan het 25%, 50% of 75% toekennen van de uitkering die het slachtoffer had gekregen als hij geen eigen aandeel zou hebben gehad.
(…) Of het Schadefonds een aanvraag volledig afwijst of de uitkering op een lager bedrag vaststelt, bepaalt het uiteindelijk aan de hand van de aard en de ernst van het verwijt dat het slachtoffer kan worden gemaakt, bezien in het licht van het geweld dat tegen hem is gebruikt. Hierbij wordt rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval.
Als het slachtoffer als eerste geweld heeft gebruikt, en de dader hier een gelijkwaardige reactie op heeft gegeven (dus geen disproportioneel geweld van de dader), dan wijst het Schadefonds een aanvraag volledig af. Als het geweld van de dader niet in verhouding staat tot wat het slachtoffer te verwijten valt en het slachtoffer zeer ernstig letsel heeft opgelopen (in beginsel letselcategorie 4 of hoger), dan wordt het geweld van de dader als disproportioneel aangemerkt. Het uitgangspunt is dan dat 50% van de uitkering wordt toegekend.
De rechtbank acht dit beleid van verweerder in beginsel niet onredelijk.
6 De rechtbank stelt voorop dat een uitkering uit het schadefonds een financiële tegemoetkoming is die niet tot doel heeft het slachtoffer volledig schadeloos te stellen, maar vooral een uiting is van solidariteit van de samenleving naar het slachtoffer. Voorts geldt dat de rechtbank het besluit van verweerder slechts terughoudend kan toetsen, nu het toekennen van uitkeringen uit het Schadefonds een discretionaire bevoegdheid van verweerder betreft.
Niet in geschil is dat voorafgaand aan het tegen eiser gepleegde geweld in de woning van zijn toenmalige vriendin een hoogoplopende ruzie tussen eiser en deze vriendin heeft plaatsgevonden, waarbij hij haar onder meer heeft bespuugd en uitgescholden. De dader was daarbij als derde persoon aanwezig, maar greep niet direct in. Eiser heeft er niet voor gekozen de woning eerder te verlaten tijdens de ruzie met zijn vriendin. Terwijl de ruzie enige tijd voortduurde en de dader hem uiteindelijk (verbaal) maande ermee te stoppen is eiser overgegaan tot het gooien van een sleutelbos naar de dader en wilde hij de woning verlaten. Daarop heeft de dader hem aangevallen en op de galerij voor de woning mishandeld. Vervolgens is de dader de woning weer binnen gegaan. De vriendin heeft daarop de politie gebeld. Eén en ander vond plaats na uitgebreid harddruggebruik (cocaïne en alcohol) door zowel eiser, de dader, als eisers toenmalige vriendin.
De rechtbank is gezien deze omstandigheden in samenhang bezien van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft gesteld dat de toegebrachte schade mede een gevolg is van een omstandigheid die aan eiser is toe te rekenen en hij derhalve hierin een eigen aandeel heeft gehad.
Door verweerder wordt niet betwist dat het door de dader gebruikte geweld disproportioneel was. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat er voor een (gedeeltelijke) uitkering sprake moet zijn van zeer ernstig letsel, te weten letsel in de letselcategorie 4 of hoger.
Niet is gebleken van letsel in categorie 4. Er is door eiser geen medische informatie overgelegd die onderbouwt dat er ander of ernstiger letsel is op grond waarvan geconcludeerd zou moeten worden dat indeling in categorie 4 op haar plaats is.
Dat het - gezien de aard van het door de dader toegepaste geweld - veel erger had kunnen uitpakken voor eiser, doet daar niet aan af.
7 Gelet op voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder in overeenstemming met haar beleid de aanvraag in redelijkheid heeft kunnen afwijzen. Omstandigheden die maken dat verweerder had moeten afwijken van dit beleid, zijn de rechtbank niet gebleken.
8 Het beroep is ongegrond.
9 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.