ECLI:NL:RBDHA:2018:4946
Rechtbank Den Haag
- Mondelinge uitspraak
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de Dublinverordening, waarbij België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die eerder in België asiel had aangevraagd op 15 december 2017. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
Tijdens de zitting op 5 april 2018 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waarin hij stelde dat de behandeling in België onacceptabel was en dat hij met zijn klachten nergens terecht kon. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die de overdracht aan België als onevenredig hard zouden kwalificeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door rechter mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.