ECLI:NL:RBDHA:2018:4946

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 april 2018
Publicatiedatum
26 april 2018
Zaaknummer
NL18.5765
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 april 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om de asielaanvraag van eiser niet in behandeling te nemen. Dit besluit was gebaseerd op de Dublinverordening, waarbij België verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die eerder in België asiel had aangevraagd op 15 december 2017. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

Tijdens de zitting op 5 april 2018 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waarin hij stelde dat de behandeling in België onacceptabel was en dat hij met zijn klachten nergens terecht kon. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen bijzondere individuele omstandigheden waren die de overdracht aan België als onevenredig hard zouden kwalificeren. De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door rechter mr. C. van Boven-Hartogh, in aanwezigheid van griffier S.A.K. Kurvink. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.5765
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 april 2018 in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. I.E. Lemmers).

Procesverloop

Bij besluit van 19 maart 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting heeft, samen met de behandeling van de zaak NL18.5766, plaatsgevonden op 5 april 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Mir. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Niet in geschil is dat België verantwoordelijk is voor de behandeling van eisers asielaanvraag omdat eiser eerder, op 15 december 2017, in België asiel heeft aangevraagd. Om deze reden heeft Nederland aan België een verzoek om terugname gedaan en is België op 30 januari 2018 akkoord gegaan met de terugname van eiser.
2. In geschil is of verweerder met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening [1] de verantwoordelijkheid voor de behandeling van de aanvraag aan zich had moeten trekken.
3. Eiser heeft aangevoerd dat de wijze waarop hij in België behandeld is, niet door de beugel kan. Er waren problemen in de opvang, hij werd beledigd en eiser kon met zijn klachten nergens terecht.
4. De rechtbank is van oordeel verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de door eiser, niet nader onderbouwde, verklaringen er geenszins op wijzen dat sprake is van dusdanig bijzondere individuele omstandigheden die maken dat zijn overdracht aan België van een onevenredige hardheid getuigt. Er is dus geen aanleiding voor toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening.
5. Het beroep is ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C. van Boven-Hartogh, rechter, in aanwezigheid van S.A.K. Kurvink, griffier, op 5 april 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening (EU) nr. 604/2013