ECLI:NL:RBDHA:2018:5035
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvragen van Zimbabwaanse echtpaar op grond van ongeloofwaardig asielrelaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 april 2018 uitspraak gedaan in de bodemzaak betreffende de asielaanvragen van een Zimbabwaans echtpaar. Het echtpaar, dat op 7 juli 2016 asiel heeft aangevraagd, heeft gesteld dat zij Zimbabwe hebben verlaten vanwege ernstige bedreigingen aan hun leven door de autoriteiten. De rechtbank heeft de aanvragen afgewezen als ongegrond, op basis van de bevindingen van het Bureau Documenten (BD) en de afwezigheid van overtuigend bewijs voor de gestelde problemen in Zimbabwe.
De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van het BD, die de geloofwaardigheid van de overgelegde documenten in twijfel trokken, aan de besluitvorming van de staatssecretaris ten grondslag mochten worden gelegd. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet in staat waren om hun asielverhaal te onderbouwen met voldoende bewijs, zoals documenten of contra-expertise. De rechtbank wees erop dat de eisers geen acute dreiging konden aantonen en dat zij Zimbabwe zonder problemen hebben kunnen verlaten.
De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending van de uitspraak.