ECLI:NL:RBDHA:2018:5134

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 april 2018
Publicatiedatum
1 mei 2018
Zaaknummer
NL18.4920
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Congolese eiser wegens onvoldoende onderbouwing van betrokkenheid bij de Diaspora

Op 17 april 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een Congolese eiser die een asielaanvraag had ingediend. Eiser, geboren in 1959, heeft sinds 1994 in Nederland gewoond en heeft eerder asiel aangevraagd, maar deze aanvraag werd afgewezen. Na zijn overdracht vanuit België in het kader van de Dublinverordening, diende hij op 7 februari 2018 een nieuwe asielaanvraag in. Eiser stelde dat hij zich in 2015 had aangesloten bij de Congolese Diaspora, een beweging die zich verzet tegen het huidige regime in Congo, en vreesde voor zijn leven bij terugkeer naar Congo.

De rechtbank oordeelde dat eiser zijn betrokkenheid bij de Diaspora en de problemen die hij zou ondervinden bij terugkeer naar Congo niet voldoende had onderbouwd. Verweerder had terecht opgemerkt dat eiser geen bewijs had geleverd van zijn deelname aan demonstraties en dat zijn verklaringen ongeloofwaardig waren. De rechtbank weigerde een verklaring van een mededemonstrant die eiser ter zitting wilde overleggen, omdat deze eerder had kunnen worden ingediend. Eiser's verklaring dat zijn schoonzus hem zou hebben herkend op een lijst van gezochte personen werd eveneens als ongeloofwaardig beschouwd.

De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om proceskostenveroordeling af. Eiser had geen bewijs geleverd voor zijn claims en de rechtbank volgde het standpunt van verweerder dat de aanvraag als kennelijk ongegrond kon worden afgewezen. De rechtbank benadrukte dat het belang van de Nederlandse staat prevaleert boven het individuele belang van eiser, vooral gezien zijn criminele antecedenten en het feit dat hij Nederland niet had verlaten na het beëindigen van zijn rechtmatige verblijf.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.4920
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 april 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. W.P.R. Peeters),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.S.M. Rietveld).

ProcesverloopBij besluit van (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.4923, plaatsgevonden op 17 april 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen de heer J. van Vliet. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1959 en heeft de Congolese nationaliteit. Eiser heeft op
7 februari 2018, direct na zijn overdracht vanuit België in het kader van de Dublinverordening, een asielaanvraag ingediend. Eiser woont sinds 1994 in Nederland. Hij heeft op 6 april 1994 eerder een asielaanvraag ingediend welke is afgewezen. Van 2 oktober 1998 tot 21 september 2012 heeft eiser een reguliere verblijfsvergunning gehad. Op 28 juli 2017 heeft eiser een formulier Kennisgeving tweede of opvolgende asielaanvraag ingediend. Deze is niet inhoudelijk afgedaan omdat eiser zijn asielverzoek niet had ondertekend.
2. Eiser heeft, kort samengevat, aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich in 2015 heeft aangesloten bij van de Congolese Diaspora. Dit is een revolutionaire beweging van Congolezen in het buitenland die zich richt op de wandaden van het huidige regime. Betrokkene stelt dat hij hierdoor problemen heeft ondervonden; hij vreest dat hij bij terugkeer naar Congo vanwege zijn aansluiting bij de beweging wordt gedood.
3.1
Verweerder heeft zich voldoende onderbouwd op het standpunt gesteld dat eiser zijn relaas over zijn aansluiting bij en zijn activiteiten voor de Congolese Diaspora en de problemen die hij als gevolg daarvan zou ondervinden bij terugkeer naar Congo onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat eiser niet aantoonbaar foto’s heeft overgelegd waaruit zijn deelname aan een of meerdere demonstraties blijkt. Dit heeft verweerder opvallend mogen achten nu eiser stelt dat hij heel wat demonstraties heeft deelgenomen. Ook heeft eiser dat anderszins niet onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van (stills van) opnames. Voorts heeft verweerder aan eiser kunnen tegenwerpen dat hij zijn aanwezigheid bij de vergaderingen van de Congolese Diaspora, die eiser sinds 2015 bijwoont, in het geheel niet heeft onderbouwd. Ter zitting heeft eiser aangeboden een verklaring van een mededemonstrant te overleggen. De rechtbank heeft deze verklaring echter geweigerd omdat eiser die eerder had kunnen overleggen maar dat niet heeft gedaan.
Voorts heeft verweerder terecht eisers verklaring dat zijn schoonzus (de vrouw van zijn halfbroer) in haar functie bij de inlichtingendienst te Congo - daargelaten de aanduiding van die functie - bij het invoeren van de namen op de lijst van gezochte personen eisers foto zou hebben gezien, ongefundeerd en ongeloofwaardig mogen achten. De rechtbank volgt verweerder in zijn standpunt dat het onwaarschijnlijk is dat zij eiser herkende. Niet betwist is dat zij eiser nooit heeft gezien. Dat zij eiser van foto’s van haar echtgenoot zou hebben herkend is eerst ter zitting naar voren gebracht. Eiser heeft dit zelf nooit verklaard. De verklaring van eiser dat zij hem moet hebben herkend omdat eiser bekend is vanwege het organiseren van concerten, volgt de rechtbank niet. Verweerder heeft in dat kader opgemerkt dat eiser niet te vinden is op internet, hetgeen de rechtbank zelf ook heeft geconstateerd. Dat eiser als organisator van concerten niet van internet gebruik zou maken acht de rechtbank met verweerder zeer onwaarschijnlijk. Daarbij heeft verweerder er terecht op gewezen dat de verklaring dat juist de schoonzus van eiser degene is geweest die die lijsten moest invoeren hoogst onwaarschijnlijk is. De rechtbank volgt verweerder in zijn onderbouwing dat het relaas op dit punt onaannemelijk is.
Verder heeft verweerder de documenten die eiser wel heeft ingebracht in deze procedure, op goede gronden buiten beschouwing gelaten bij het besluit.
3.2
Verweerder heeft de aanvraag van eiser terecht als kennelijk ongegrond afgewezen gezien het tijdstip van zijn aanvraag en omdat zijn verklaringen kennelijk vals zijn.
3.3
De rechtbank volgt verweerder in zijn afweging ten aanzien van het terugkeerbesluit van 8 maart 2018, gelet op het feit dat eiser voor de Nederlandse samenleving belastend gedrag heeft getoond met criminele antecedenten en het feit dat eiser Nederland sinds zijn rechtmatige verblijf in 2012 is geëindigd, niet is vertrokken. Het besluit dat eiser Nederland onmiddellijk dient te verlaten is derhalve gerechtvaardigd.
3.4
Voor zover eiser een beroep doet op zijn gezinsleven, heeft verweerder terecht kunnen verwijzen naar de uitspraak van 4 mei 2017 (AWB 16/18832). Indien er sprake zou zijn van een inbreuk op het familieleven van eiser, dan dient het belang van de Nederlandse staat te prevaleren boven het individuele belang van eiser. Gelet hierop houdt ook het inreisverbod stand.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.S.G. Jongeneel, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel