ECLI:NL:RBDHA:2018:5272
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. van Loenhoud
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van minderjarigen in het kader van de jeugdbescherming
Op 16 april 2018 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van drie minderjarigen, die onder toezicht waren gesteld op 11 mei 2017. Het verzoek tot verlenging werd ingediend door de Stichting Jeugdbescherming West Zuid-Holland, de gecertificeerde instelling. De minderjarigen, [minderjarige 1], [minderjarige 2] en [minderjarige 3], verblijven feitelijk bij hun moeder, die het ouderlijk gezag heeft. De vader, die de minderjarigen heeft erkend, heeft geen gezag en werd als informant aangemerkt in deze procedure. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld, waarbij de minderjarigen en beide ouders aanwezig waren, bijgestaan door hun advocaten.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er een ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders bestaat, en dat de moeder angstig is voor de vader vanwege een verleden van huiselijk geweld. De minderjarigen hebben aangegeven voorlopig geen contact met de vader te willen hebben. De kinderrechter oordeelde dat de gronden voor ondertoezichtstelling, zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek, niet aanwezig zijn. De minderjarigen ontwikkelen zich goed en er is rust in het gezin. De kinderrechter heeft daarom het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, met de mogelijkheid dat de moeder contactherstel kan faciliteren als de minderjarigen dat in de toekomst wensen.
De beschikking is gegeven door mr. M. van Loenhoud, kinderrechter, en is openbaar uitgesproken. Hoger beroep kan worden ingesteld door de verzoeker en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.