ECLI:NL:RBDHA:2018:5297

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2018
Publicatiedatum
3 mei 2018
Zaaknummer
NL17.15178 en NL17.15179
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening+bodemzaak
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
  • J.A.B. Koens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en afwijzing voorlopige voorziening in verband met verantwoordelijkheid van Zwitserland

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij naar Zwitserland zou worden overgedragen.

Tijdens de zitting op 11 januari 2018 heeft de gemachtigde van de eiser verklaard dat het laatste contact met de eiser op 11 december 2017 heeft plaatsgevonden en dat de eiser op 3 januari 2018 de asielopvang heeft verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen contact meer heeft gezocht met zijn gemachtigde en concludeert dat de eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummers: NL17.15178 en NL17.15179
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter van 11 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], eiser en verzoeker, hierna: eiser

(gemachtigde: mr. D. de Heuvel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 18 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Tevens heeft hij een voorlopige voorziening gevraagd ter voorkoming van overdracht naar Zwitserland.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H.E. Visscher, kantoorgenoot van zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting is onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Uit dossierinformatie blijkt dat eiser op 3 januari 2018 de asielopvang heeft verlaten. De gemachtigde van eiser heeft verklaard dat het laatste contact met eiser heeft plaatsgevonden op 11 december 2017. Zij heeft tevens verklaard dat de uitnodiging voor deze zitting van 29 december 2017 is doorgezonden aan eiser. Niettemin heeft eiser de opvang verlaten en geen contact meer gezocht met zijn gemachtigde.
2. Uit deze feiten en omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep.
3. Het beroep is niet-ontvankelijk. Het verzoek wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2018.
griffier
rechter en voorzieningenrechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van verzending van het proces-verbaal van deze uitspraak of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.