ECLI:NL:RBDHA:2018:5297
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- J.A.B. Koens
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag en afwijzing voorlopige voorziening in verband met verantwoordelijkheid van Zwitserland
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Zwitserland verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de asielaanvraag van de eiser. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en tevens verzocht om een voorlopige voorziening om te voorkomen dat hij naar Zwitserland zou worden overgedragen.
Tijdens de zitting op 11 januari 2018 heeft de gemachtigde van de eiser verklaard dat het laatste contact met de eiser op 11 december 2017 heeft plaatsgevonden en dat de eiser op 3 januari 2018 de asielopvang heeft verlaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen contact meer heeft gezocht met zijn gemachtigde en concludeert dat de eiser geen belang meer heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter en voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.A.B. Koens, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.