ECLI:NL:RBDHA:2018:5298
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op grond van Dublin-regelgeving met betrekking tot Italië
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die asiel heeft aangevraagd, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had verzocht om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar zijn aanvraag werd niet in behandeling genomen omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag, op basis van de Dublin-regelgeving. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en tevens een verzoek om een voorlopige voorziening gedaan om te voorkomen dat hij aan Italië zou worden overgedragen terwijl zijn beroep nog liep.
Tijdens de zitting op 11 januari 2018 is de eiser verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en is er een tolk aanwezig geweest. De rechtbank heeft na de behandeling van de zaak onmiddellijk uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep van de eiser ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank oordeelde dat Italië terecht verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, aangezien de eiser eerder in Italië had verbleven.
De rechtbank heeft overwogen dat, hoewel er problemen zijn met de opvang van asielzoekers in Italië, deze situatie niet vergelijkbaar is met die in Griekenland, zoals eerder vastgesteld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er redenen zijn om aan te nemen dat Italië niet aan zijn internationale verplichtingen voldoet. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft besloten de aanvraag van de eiser niet in behandeling te nemen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.