ECLI:NL:RBDHA:2018:5343
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Iraanse Koerd met betrekking tot geloofwaardigheid van verklaringen en documenten
Op 2 mei 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak van een Iraanse asielzoeker, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiser, geboren in Iran en lid van de Koerdische bevolkingsgroep, had zijn aanvraag ingediend op 11 oktober 2016. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag op 15 december 2017 afgewezen, wat eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen. Tijdens de zitting op 7 maart 2018 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld, waarbij de geloofwaardigheid van eisers verklaringen en de ingediende documenten centraal stonden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser verschillende documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas, maar dat verweerder deze documenten als ongeloofwaardig heeft beoordeeld. Eiser heeft kritiek geuit op de wijze waarop verweerder zijn documenten heeft beoordeeld, maar de rechtbank heeft deze kritiek verworpen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht twijfels had over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, vooral met betrekking tot zijn werkzaamheden bij de Iraanse politie en de politieke activiteiten van zijn broer bij de Koerdische Democratische Partij Iran (KDPI).
De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser terecht als ongegrond is afgewezen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij in gevaar verkeert vanwege zijn politieke overtuigingen of zijn etniciteit. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.