ECLI:NL:RBDHA:2018:5343

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 mei 2018
Publicatiedatum
4 mei 2018
Zaaknummer
nl17.15750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Iraanse Koerd met betrekking tot geloofwaardigheid van verklaringen en documenten

Op 2 mei 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de bodemzaak van een Iraanse asielzoeker, eiser, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. Eiser, geboren in Iran en lid van de Koerdische bevolkingsgroep, had zijn aanvraag ingediend op 11 oktober 2016. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de aanvraag op 15 december 2017 afgewezen, wat eiser heeft doen besluiten om beroep in te stellen. Tijdens de zitting op 7 maart 2018 heeft eiser zijn standpunten toegelicht, bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig beoordeeld, waarbij de geloofwaardigheid van eisers verklaringen en de ingediende documenten centraal stonden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser verschillende documenten heeft overgelegd ter ondersteuning van zijn asielrelaas, maar dat verweerder deze documenten als ongeloofwaardig heeft beoordeeld. Eiser heeft kritiek geuit op de wijze waarop verweerder zijn documenten heeft beoordeeld, maar de rechtbank heeft deze kritiek verworpen. De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht twijfels had over de geloofwaardigheid van eisers verklaringen, vooral met betrekking tot zijn werkzaamheden bij de Iraanse politie en de politieke activiteiten van zijn broer bij de Koerdische Democratische Partij Iran (KDPI).

De rechtbank concludeerde dat de aanvraag van eiser terecht als ongegrond is afgewezen. Eiser heeft niet overtuigend aangetoond dat hij in gevaar verkeert vanwege zijn politieke overtuigingen of zijn etniciteit. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL17.15750

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 mei 2018 in de zaak tussen

[naam 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Erik),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. V.A.M.W. 't Hoen).

ProcesverloopEiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 15 december 2017 (het bestreden besluit).

Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 maart 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen D. Madjlessi. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.

Overwegingen

1. Eiser is geboren op [geboortedatum] en bezit de Iraanse nationaliteit. Hij heeft op 11 oktober 2016 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Volgens verweerder bevat het asielrelaas de volgende vier relevante elementen:
-1. Eiser, [naam 1] , is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
Iran en van Iraanse nationaliteit. Hij behoort tot de Koerdische bevolkingsgroep.
-2. Eiser heeft vanaf het moment dat hij de middelbare school heeft verlaten tot eind 1995 bij de ordedienst van de Iraanse politie gewerkt.
-3. Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft ondervonden vanwege de
politieke activiteiten van zijn broer [naam 2] bij de Koerdische Democratische
Partij Iran (KDPI). Vanwege de politieke activiteiten, zijn Koerdische etniciteit en soennitische religie heeft eiser tweemaal in detentie gezeten in 1986 en 1989. Eind 1995 is hij om die reden ontslagen bij genoemde ordedienst.
-4. Eiser is na zijn ontslag eind 1995 vertrokken naar [woonplaats] ( [woonplaats] ), in
Koerdisch gebied in Iran. Hij heeft in deze periode over de KDPI gesproken.
Verder heeft hij gehoord dat hij werd gezocht door de autoriteiten vanwege
zijn sympathie voor de KDPI. Eiser heeft tot zijn vertrek in 2016 in dit
gebied verbleven totdat de KDPI in 2016 de wapens tegen het Iraanse
regime oppakte en de partij uit het dorp vertrok.
3. Ter onderbouwing van zijn relaas heeft eiser een groot aantal documenten overgelegd. De rechtbank volstaat met een verwijzing naar de opsomming in het aanvullend gehoor.
4. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Volgens verweerder krijgt eiser ten aanzien van element 1, de nationaliteit, identiteit en etniciteit het voordeel van de twijfel. Dit element wordt geloofwaardig geacht.
Verweerder gelooft echter niet dat eiser werkzaam is geweest bij de gestelde politiedienst in Iran. Element 2 is derhalve ongeloofwaardig. De gebeurtenissen die te maken hebben met de gestelde werkzaamheden, de problemen die eiser heeft ondervonden vanwege zijn broer, zijn etniciteit en religie, element 3, heeft verweerder eveneens als ongeloofwaardig aangemerkt. Op het punt van zijn woonplaats krijgt eiser het voordeel van de twijfel en volgt verweerder eisers verklaring dat hij twintig jaar in [woonplaats] heeft gewoond. Daarentegen wordt de verklaring van eiser dat hij politiek actief was en dat de autoriteiten daarvan wisten of geïnteresseerd in waren, element 4, niet geloofwaardig geacht.
5. Op wat eiser hiertegen in beroep heeft aangevoerd wordt hierna ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Element 2 van het asielrelaas: de gestelde werkzaamheden van eiser
6. Eiser bekritiseert de wijze waarop verweerder de vele documenten die hij in dit kader heeft overgelegd heeft beoordeeld en tot ongeloofwaardigheid is gekomen. Hij wijst daarbij op de uitgebreide verklaringen over zijn werkzaamheden.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn kritiek. Verweerder heeft in het verweerschrift terecht verwezen naar het voornemen dat onderdeel is van het bestreden besluit, waarin niet is volstaan met het maken van een onderscheid in kopieën en originelen. Verweerder heeft blijkens het voornemen en het bestreden besluit ook de inhoud van de diverse documenten, bijvoorbeeld het ontbreken van de gestelde ontslagreden, de wijze waarop eiser de documenten heeft verkregen, de verklaringen van eiser over de documenten en zijn gestelde werkzaamheden beoordeeld.
7. Volgens eiser is het niet bevreemdend dat hij documenten heeft overgelegd die betrekking hebben op de spoorwegpolitie omdat hij in zijn zienswijze erop heeft gewezen dat de spoorwegpolitie onder de ordedienst valt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht vraagtekens geplaatst bij deze documenten. Immers, het is opmerkelijk dat eiser tijdens de gehoren die verweerder heeft afgenomen nimmer heeft verklaard dat hij voor de spoorwegpolitie heeft gewerkt. Ook valt uit zijn verklaringen op geen enkele wijze af te leiden dat zijn gestelde dagelijkse werkzaamheden hierop betrekking hadden.
8. Vervolgens bestrijdt eiser dat hij tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd over de wijze waarop hij is ontslagen.
Zoals verweerder in het bestreden besluit terecht heeft overwogen heeft eiser wisselend verklaard over het ontslag en de brieven die hij daaromtrent heeft ontvangen. Zo heeft eiser tijdens het nader gehoor eerst verklaard dat hij hoorde dat hij zou worden ontslagen en vervolgens dat een ontslagbrief werd uitgereikt, terwijl hij in zijn aanvullend gehoor stelt dat hij zijn ontslag alleen schriftelijk heeft ontvangen. Verder heeft verweerder kunnen tegenwerpen dat niet is gebleken van ontslag wegens antirevolutionaire ideeën of activiteiten. Daarbij is van belang dat eiser geen direct bewijs van zijn ontslag heeft overgelegd zoals een ontslagbrief. Bij de twijfels op dit punt heeft verweerder terecht de duur van zijn gestelde dienstverband in aanmerking genomen.
Verder heeft verweerder van belang kunnen achten dat in de brieven die betrekking hebben op het ontslag van eiser geen persoonsnummer vermeld staat.
Ook heeft verweerder het feit dat eiser volgens zijn verklaring bij de ordedienst kon blijven werken terecht ongeloofwaardig geacht gelet op de verklaringen over de gestelde verdenkingen, ondervragingen en detenties.
Element 3: de problemen die eiser heeft ondervonden vanwege zijn etniciteit, religie en vanwege de politieke activiteiten van zijn broer [naam 2] bij de KDPI.
9. Eiser heeft de diverse tegenwerpingen van verweerder met betrekking tot de verklaringen over zijn broer vervolgens bekritiseerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht het ontbreken van een originele overlijdensakte, het ontbreken van een document waaruit diens jeugdige lidmaatschap van de KDPI blijkt en eisers wisselende verklaringen over de datum van diens dood en de wijze waarop hij is gesneuveld, bij de geloofwaardigheidsbeoordeling betrokken. De reden dat de KDPI niet over de broer wil verklaren, het zou om geheime informatie gaan, heeft verweerder terecht verworpen door te verwijzen naar de omstandigheid dat de gesneuvelden van de KDPI worden herdacht en op televisie worden genoemd.
Verweerder heeft in het voornemen, het bestreden besluit en het verweerschrift voldoende gemotiveerd waarom aan de verklaring van de KDPI van 12 februari 2017 niet die waarde kan worden gehecht die eiser er aan toekent, nu dit een afschrift betreft dat per fax is verzonden. Hetzelfde oordeel geldt voor de beoordeling in het bestreden besluit van het filmpje over de KDPI dat eiser tijdens het aanvullend gehoor op zijn telefoon heeft getoond.
Vervolgens heeft verweerder in het bestreden besluit en het verweerschrift voldoende gemotiveerd waarom een tegenstrijdige verklaring van eiser over de reden van zijn vertrek uit Irak in het eerste gehoor -dat hij 20 jaar heeft gespaard voor deze reis en dat in deze periode niets bijzonders is gebeurd- toch bij de beoordeling is betrokken.
Element 4: eiser is na zijn ontslag eind 1995 vertrokken naar [woonplaats] ( [woonplaats] ), in
Koerdisch gebied in Iran. Hij heeft in deze periode over de KDPI gesproken. Eiser heeft gehoord dat hij werd gezocht door de autoriteiten vanwege zijn sympathie voor de KDPI.
10. Eiser heeft zich in beroep onder verwijzing naar zijn verklaringen over zijn sympathie voor de KDPI en dat hij heeft geleefd onder de bescherming van de partij, op het standpunt gesteld dat verweerder dit onderdeel ondeugdelijk heeft getoetst.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht gesteld dat het niet geloofwaardig is dat eiser politiek actief was in [woonplaats] , dat hij werd gezien als partijlid en dat Iraanse spionnen zijn verblijfplaats hebben ontdekt.
Daartoe heeft verweerder in het voornemen terecht verwezen naar eisers verklaringen tijdens het nader gehoor waarin hij aangeeft dat hij nooit actief is geweest voor de partij, zich na aankomst in [woonplaats] niet bij de partij heeft aangesloten en waarom hij dat niet heeft gedaan. Verder heeft eiser verklaard dat er wel spionnen waren maar dat hij in de laatste 20 jaar geen contact met de Iraanse autoriteiten heeft gehad. In het aanvullend gehoor op pagina 5 heeft hij desgevraagd verklaard dat hij niks deed in de praktijk. Verder stelt hij op pagina 18 dat hij 20 jaar niet heeft meegedaan aan activiteiten voor de KDPI. Hij wilde rustig en veilig leven.
Terecht heeft verweerder uit het voorgaande ook geconcludeerd dat het niet aannemelijk is dat de Iraanse autoriteiten belangstelling voor eiser hebben. De stelling van eiser dat het wonen in [woonplaats] als antirevolutionair handelen wordt beschouwd heeft verweerder in het bestreden besluit dan ook terecht van de hand gewezen.
11. De uitdraai van de website van de KDPI is eerst ter zitting overgelegd en wordt derhalve wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing gelaten.
12. De rechtbank ziet tot slot geen aanleiding om de behandeling van het beroep aan te houden in verband met de asielprocedure van eisers echtgenote. Voor zover haar relaas deels afhankelijk is van dat van eiser, is deze uitspraak op dat punt bepalend in haar zaak.
13. De aanvraag is terecht afgewezen als ongegrond. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.M.P. van Alphen, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 2 mei 2018.
griffier
rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel