ECLI:NL:RBDHA:2018:539
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel voor Oekraïense kinderen met Libische vader
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 15 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de aanvragen van twee Oekraïense kinderen, eiser 1 en eiser 2, om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvragen werden afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die de aanvragen als kennelijk ongegrond bestempelde. De rechtbank oordeelde dat Oekraïne als een veilig land van herkomst kan worden beschouwd en dat de kinderen, die een Libische vader en een Oekraïense moeder hebben, in aanmerking komen voor de Oekraïense nationaliteit. De rechtbank concludeerde dat de eisers niet aannemelijk hebben gemaakt dat Oekraïne in hun specifieke geval niet veilig is en dat zij geen relevante elementen hebben aangevoerd die hun vluchtelingenstatus zouden kunnen onderbouwen. De rechtbank heeft de beroepen van de eisers ongegrond verklaard, waarbij werd opgemerkt dat de asielaanvraag niet binnen de vereiste termijn was ingediend. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor vreemdelingen om tijdig en adequaat hun aanvragen in te dienen en de verantwoordelijkheden die daarbij komen kijken.