ECLI:NL:RBDHA:2018:5677
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunning asiel voor Gambiaanse vrouw op basis van ongeloofwaardig relaas
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een bodemprocedure betreffende de afwijzing van een verblijfsvergunning asiel voor een Gambiaanse vrouw, eiseres, door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder. Eiseres had haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, maar deze werd op 6 april 2018 afgewezen als ongegrond. Eiseres stelde dat zij gedwongen was uitgehuwelijkt aan een oude man en dat zij uit vrees voor een behandeling in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) niet naar Gambia kon terugkeren. Tijdens de zitting op 3 mei 2018 werd eiseres bijgestaan door een waarnemer van haar gemachtigde en een tolk. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van eiseres over haar gedwongen huwelijk en de omstandigheden waaronder zij zwanger raakte ongeloofwaardig waren. Eiseres kon weinig concrete informatie geven over de man aan wie zij was uitgehuwelijkt en haar verklaringen over haar zwangerschap waren tegenstrijdig. De rechtbank concludeerde dat verweerder de aanvraag terecht als ongegrond had afgewezen, omdat eiseres niet aannemelijk had gemaakt dat haar relaas op feiten berustte die een rechtsgrond voor verlening van de verblijfsvergunning zouden kunnen vormen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.