Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[naam] eiseres,
,verweerder,
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een beroep tegen een terugkeerbesluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning regulier, die was afgewezen met een terugkeerbesluit. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Vervolgens heeft zij beroep ingesteld. Tijdens de zitting op 19 april 2018 zijn eiseres en haar gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris zich wel liet vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft overwogen dat het in geschil is of de vrijwillige vertrektermijn in het terugkeerbesluit had moeten worden verlengd. Eiseres stelde dat zij recht had op een langere termijn vanwege haar zwangerschap en haar relatie met een Nederlandse man. De rechtbank oordeelde echter dat eiseres geen verzoek had ingediend voor verlenging van de vertrektermijn en dat de wetgeving bepaalt dat de vertrektermijn maximaal vier weken bedraagt. Eiseres had, indien zij meende recht te hebben op een langere termijn, een verzoek moeten indienen bij de staatssecretaris.
De rechtbank concludeerde dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiseres niet op de juiste wijze een verzoek tot verlenging had ingediend en bovendien niet ter zitting was verschenen om haar belangen toe te lichten. De rechtbank heeft geen proceskostenveroordeling uitgesproken. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen vier weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.