ECLI:NL:RBDHA:2018:5821

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 mei 2018
Publicatiedatum
17 mei 2018
Zaaknummer
NL18.7820
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardigheid en late aanmelding

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, van Angolese nationaliteit, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een zitting op 8 mei 2018, waar eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk. Eiser stelde dat hij problemen had ondervonden vanwege zijn betrokkenheid bij een politieke beweging in Angola, maar de rechtbank oordeelde dat zijn asielrelaas ongeloofwaardig was. De rechtbank wees erop dat eiser pas na afloop van zijn visumperiode in Nederland een asielaanvraag indiende, wat volgens de staatssecretaris en de rechtbank niet strookte met de gestelde noodzaak om te vluchten. Eiser had onvoldoende bewijs geleverd om zijn claims te onderbouwen, en de rechtbank concludeerde dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht was. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.7820

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser

(gemachtigde: mr. R.E. Temmen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.H.H.P.M. Kelderman).

ProcesverloopBij besluit van 20 april 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zitting heeft plaatsgevonden op 8 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen L.M. da Silva. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser is van Angolese nationaliteit. Hij is geboren op [geboortedatum]
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij zich heeft aangesloten bij een politieke beweging en kritiek heeft geuit op de regering van zijn land door krantenartikelen en eigen stukken te plaatsen op een anonieme Facebook-pagina. In verband daarmee heeft hij problemen ondervonden en heeft hij zijn land verlaten.
3. Het asielrelaas van eiser bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst;
- de gestelde betrokkenheid bij een politiek getinte groepering en de daaruit voortvloeiende problemen.
4. Verweerder heeft zich hierover op het standpunt gesteld dat de gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig is. Verweerder acht het asielrelaas echter ongeloofwaardig. Verder werpt verweerder tegen dat eiser weliswaar met een visum op 14 december 2017 Nederland is ingereisd, maar dat hij zich pas op 14 februari 2018 – na afloop van de visumperiode – heeft aangemeld voor een asielaanvraag. Hij concludeert daarom dat de asielaanvraag met toepassing van artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) wordt afgewezen als kennelijk ongegrond.
5. Eiser heeft in beroep bestreden dat zijn relaas ongeloofwaardig is. Verder vindt eiser dat zijn aanvraag ten onrechte is afgewezen als kennelijk ongegrond, omdat zijn late aanmelding verschoonbaar is. Op 7 mei 2018 heeft eiser nadere stukken overgelegd ter onderbouwing van zijn politieke activiteiten.
6. De rechtbank oordeelt als volgt.
Geloofwaardigheid asielrelaas
7. Verweerder heeft niet ten onrechte tegengeworpen dat eiser erg weinig kan vertellen over de politieke groepering, ondanks het feit dat hij naar eigen zeggen sinds 2014 via zijn neef bij deze groepering is betrokken. Verweerder heeft deze tegenwerping uitvoerig toegelicht en eiser heeft daartegen geen steekhoudende argumenten aangevoerd. Datzelfde geldt voor de problemen die eiser zegt te hebben ondervonden met leden van de MPLA als gevolg van zijn gestelde activiteiten. De stelling van eiser dat hij wél uitgebreid, consistent en geloofwaardig heeft verklaard over zijn activiteiten, is algemeen van aard en kan niet afdoen aan de gedetailleerde beoordeling van verweerder.
8. Voorts heeft verweerder terecht in aanmerking genomen dat eiser zijn relaas over zijn activiteiten en de daardoor ondervonden problemen niet met stukken heeft onderbouwd. Eerst op 7 mei 2018 heeft eiser afdrukken van berichten (screenshots) op een Facebookpagina overgelegd, die hij van een vriend zou hebben ontvangen. Anders dan eiser heeft gesteld, is daarmee niet aannemelijk gemaakt dat het een Facebookpagina betreft die eiser zelf heeft aangemaakt en onderhouden en waarop hij zelf kritische berichten over de situatie in Angola heeft geplaatst. Eiser zou zelf – onder druk van drie mannen die bij de MPLA waren aangesloten – in november 2017 deze Facebookpagina hebben opgeheven. Desgevraagd verklaarde eiser ter zitting dat hij destijds een bevestiging heeft gekregen van deze opheffing, maar dat hij deze bevestiging niet kan overleggen. Dat de naam van Facebookpagina overeenkomt met de door eiser tijdens zijn nader gehoor genoemde naam, betekent nog niet dat daarmee aannemelijk is gemaakt dat eiser deze Facebookpagina heeft aangemaakt en beheerd. De overige stukken die op 7 mei 2018 zijn overgelegd, betreffen de algemene situatie in Angola en kunnen daarom niet leiden tot een ander oordeel over de geloofwaardigheid van eisers individuele relaas.
9. Verweerder heeft het asielrelaas niet ten onrechte als ongeloofwaardig aangemerkt.
Kennelijk ongegrond
10. Eiser is met een visum naar Nederland gereisd en heeft zich eerst na afloop van de visumperiode gewend tot de Nederlandse autoriteiten om een asielaanvraag in te dienen. De visumperiode was op 25 januari 2018 verstreken en eiser heeft zich op 14 februari 2018 pas aangemeld. Verweerder heeft terecht tegengeworpen dat de door eiser gestelde noodzaak om te vluchten uit zijn land ertoe had moeten leiden dat hij zich onmiddellijk in Nederland zou aanmelden voor asiel. De verklaring van eiser dat hij bij zijn komst naar Nederland niet aan asiel dacht en dat hij pas nadat hij op straat was komen te staan door anderen is gewezen op de mogelijkheid om asiel aan te vragen, hoefde verweerder niet aan te merken als een acceptabele verklaring voor eisers late aanmelding. Terecht is toepassing gegeven aan artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder h, van de Vw.
Slotsom
11. Eiser komt niet in aanmerking voor toelating op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a of b, van de Vw. De aanvraag is terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Loonstra-Hoekstra, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.