ECLI:NL:RBDHA:2018:5901
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Onbevoegdheid van de rechtbank in asielopvangzaak na woningweigering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 9 mei 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de opvang van een asielzoeker. Eiser, een Chinese nationaliteit, had een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verkregen, maar weigerde de aangeboden woonruimte van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COA). Het COA had de woningweigering als onterecht aangemerkt en eiser een ultimatum gesteld om de woonruimte te accepteren, met de dreiging van beëindiging van verstrekkingen en een ontruimingsprocedure. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar de rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), omdat de aanzegging van het COA geen nieuwe rechtsgevolgen creëerde. De rechtbank verwees naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin werd bepaald dat de mededeling van het COA over de woningweigering geen rechtens relevante handeling was. Eiser had ook een beroep gedaan op de Opvangrichtlijn, maar de rechtbank oordeelde dat deze niet van toepassing was, aangezien eiser al in het bezit was van een asielvergunning. De rechtbank concludeerde dat zij niet bevoegd was om het beroep te behandelen en dat de overige aangevoerde argumenten niet meer aan de orde hoefden te komen. De uitspraak werd gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. E.F. Binnendijk.