ECLI:NL:RBDHA:2018:6036

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 mei 2018
Publicatiedatum
24 mei 2018
Zaaknummer
NL18.7585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Tunesische echtgenoten en de verantwoordelijkheid van Nederland onder de Dublinverordening

In deze zaak hebben twee Tunesische asielzoekers, een echtpaar, beroep ingesteld tegen besluiten van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die hun aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling heeft genomen. De Staatssecretaris heeft zich beroepen op de Dublinverordening, die bepaalt dat een aanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling. In dit geval heeft Nederland verzoeken om terugname gedaan aan Zwitserland en Duitsland, die deze verzoeken hebben aanvaard. De eisers stellen dat Nederland verantwoordelijk is voor hun asielaanvragen omdat zij getrouwd zijn en samen hebben gereisd, maar de rechtbank oordeelt dat zij niet voldoende bewijs hebben geleverd van hun huwelijk. De rechtbank concludeert dat de eisers niet als gezinsleden kunnen worden aangemerkt onder de Dublinverordening en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die maken dat de overdracht aan Zwitserland en Duitsland onevenredig hard zou zijn. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummers: NL18.7585 en NL18.7590

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

[eiser], eiser
gezamenlijk te noemen: eisers
(gemachtigde: mr. M. Luijendijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. B.J. Pattiata).

Procesverloop

Bij besluiten van 17 april 2018 (de bestreden besluiten) heeft verweerder de aanvragen van eisers tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Zwitserland respectievelijk Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvragen.
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingesteld.
Verweerder heeft ter zitting gemotiveerd verweer gevoerd.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaken NL18.7586 en NL18.7591, plaatsgevonden op 3 mei 2018. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1992. Eiser stelt te zijn geboren op
1979. Eisers stellen voorts de Tunesische nationaliteit te hebben en getrouwd te zijn. Eisers hebben op 19 februari 2018 een asielverzoek ingediend.
2. Verweerder heeft de aanvragen van eisers niet in behandeling genomen. Verweerder heeft de bestreden besluiten gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Deze verordening is de Verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (de Dublinverordening). In dit geval heeft Nederland voor eiseres op 5 maart 2018 bij Zwitserland een verzoek om terugname gedaan. Zwitserland heeft dit verzoek op 6 maart 2018 aanvaard. Voor eiser heeft verweerder op
5 maart 2018 bij Duitsland een verzoek om terugname gedaan. Duitsland heeft dit verzoek op 16 maart 2018 aanvaard.
3. Eisers stellen zich op het standpunt dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van hun asielaanvragen, dan wel dat Nederland de verzoeken aan zich zou moeten trekken. Hiertoe voeren eisers aan dat zij, kort voor hun vlucht, op traditionele wijze getrouwd zijn door een imam. Zij kunnen daarvan geen huwelijksakte overleggen, omdat een imam geen huwelijksakte afgeeft. Uit de Eurodac resultaten blijkt ook dat zij samen zijn gereisd. Verweerder had hier nader onderzoek naar kunnen doen. Volgens eisers had op grond van artikel 11 van de Dublinverordening besloten moeten worden dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van beide asielaanvragen en dat eiseres derhalve ten onrechte is geclaimd bij Zwitserland. Thans is het niet meer mogelijk om eiseres nog tijdig te claimen bij Duitsland, zodat Nederland nu ten aanzien van de asielaanvraag van eiseres op grond van artikel 23, derde lid van de Dublinverordening verantwoordelijk wordt voor de behandeling van haar asielaanvraag. Nederland dient vervolgens ook de asielaanvraag van eiser op zich te nemen, omdat anders eisers van elkaar gescheiden zouden worden. Eisers stellen zich ten slotte op het standpunt dat zij geen eerlijke procedure zullen krijgen in Duitsland zodat het niet opnemen van eisers in de Nederlandse asielprocedure in strijd is met onder andere artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
4. Nu eisers identieke gronden hebben ingesteld tegen de bestreden besluiten, ziet de rechtbank aanleiding de beroepen tezamen te beoordelen. Op verzoek van de gemachtigde van eisers zijn de zaken tegelijkertijd behandeld op zitting.
De rechtbank overweegt het volgende.
4.1
De stelling van eisers dat verweerder vanwege het feit dat zij stellen getrouwd te zijn, bij een ander land een verzoek om terugname had moeten indienen dan wel de asielaanvragen aan zich had moeten trekken, kan niet slagen. Eisers hebben niet aangetoond dat zij met elkaar getrouwd zijn, waardoor zij niet als gezinsleden in de zin van de Dublinverordening kunnen worden aangemerkt. De enkele stelling van eisers dat zij slechts traditioneel gehuwd zijn zodat er daarom geen huwelijksakte is, acht de rechtbank onvoldoende. Niet is gebleken dat eisers anderszins hebben geprobeerd om hun huwelijk met stukken te onderbouwen. Verweerder heeft er voorts terecht op gewezen dat in de claimverzoeken van eisers is vermeld dat zij echtgenoten stellen te zijn. Eisers kunnen in de betreffende landen aantonen dat ze getrouwd zijn zodat ze weer bij elkaar kunnen komen. De rechtbank ziet in de situatie van eisers geen aanleiding voor het oordeel dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van eisers aan Zwitserland respectievelijk Duitsland van een onevenredige hardheid getuigt. Hoewel de rechtbank inziet dat het voor eisers vervelend is als zij worden gescheiden, leidt dit er niet toe dat Nederland de asielverzoeken aan zich dient te trekken. In wat eisers hebben aangevoerd heeft verweerder dan ook geen aanleiding hoeven te zien om de behandeling van de asielaanvragen aan zich te trekken op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening
4.2
Verweerder heeft zich voorts terecht op het standpunt gesteld dat eisers hun stelling dat zij in Duitsland geen eerlijke procedure zullen krijgen niet hebben onderbouwd. Dat eisers gescheiden zullen worden, brengt niet met zich dat geen sprake zou zijn van een eerlijke procedure in Duitsland. Bij gebrek aan (nadere) onderbouwing kan deze beroepsgrond niet slagen.
5. De beroepen zijn ongegrond.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr. C.E.B. Davis, griffier.
Deze uitspraak is gedaan, digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.