ECLI:NL:RBDHA:2018:6314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 mei 2018
Publicatiedatum
30 mei 2018
Zaaknummer
NL18.8251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en verantwoordelijkheid onder de Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 mei 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen op grond van de Dublinverordening. De rechtbank heeft vastgesteld dat Italië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, die eerder in Italië heeft verbleven.

Tijdens de zitting heeft eiser documenten overgelegd ter onderbouwing van zijn stelling dat hij ten tijde van de aanvraag minderjarig was. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de overgelegde kopieën niet betrouwbaar zijn, aangezien er discrepanties zijn in de geboortedatum en de registratiedatum. Hierdoor heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser ten tijde van de aanvraag meerderjarig was.

Eiser heeft ook aangevoerd dat Nederland de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich had moeten trekken vanwege de slechte omstandigheden in Italië en zijn jonge leeftijd. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van slechte omstandigheden in Italië en dat de argumenten over zijn leeftijd niet voldoende onderbouwd zijn. De rechtbank heeft daarom geoordeeld dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat Nederland de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag niet op humanitaire gronden aan zich hoeft te trekken.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is digitaal ondertekend en bekendgemaakt, en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL18.8251
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

(gemachtigde: mr. M.M. van Woensel),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. N.H.T. Jansen).

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 april 2018 (het bestreden besluit), waarbij zijn asielaanvraag niet in behandeling is genomen omdat Italië daarvoor verantwoordelijk is.
Het onderzoek ter zitting heeft, tezamen met de behandeling van de zaak NL18.8252, plaatsgevonden op 17 mei 2018. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen A. Diaby. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

Allereerst staat ter beoordeling of eiser ten tijde van zijn asielaanvraag minderjarig was. Ter zitting heeft eiser een kopie van een uittreksel uit het geboorteregister overgelegd. De rechtbank stelt allereerst vast dat het een kopie betreft en dat er geen foto op staat. Verder wijkt de op deze kopie vermelde geboortemaand af van de door eiser opgegeven geboortemaand. Ook valt op dat de registratiedatum van de geboorte dezelfde is als de datum waarop het uittreksel is afgegeven. Vervolgens heeft eiser een andere kopie getoond waarop de geboortemaand is aangepast. Het is voor de rechtbank niet te controleren of het om originele documenten gaat. De rechtbank is daarom met verweerder van oordeel dat aan deze kopieën geen waarde kan worden gehecht. Verweerder heeft terecht geconcludeerd dat eiser ten tijde van de aanvraag meerderjarig was, dat hij eerder in Italië heeft verbleven en dat Italië daarom verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag.
Vervolgens staat ter beoordeling of Nederland de aanvraag aan zich had moeten trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening [1] . Eiser heeft in beroep aangevoerd dat verweerder op basis van de slechte omstandigheden in Italië, zijn jonge leeftijd en de bedreigingen die hij in Italië heeft ondervonden, zijn beroep op artikel 17 van de Dublinverordening niet had mogen afwijzen. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft onderbouwd dat er in Italië sprake is van slechte omstandigheden. Hetzelfde geldt voor de bedreigingen. Over eisers leeftijd bestaat, zoals hiervoor duidelijk is geworden, verschil van mening. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft mogen bepalen dat Nederland de verantwoordelijkheid voor eisers asielaanvraag niet om humanitaire redenen aan zich hoeft te trekken.
3. Het beroep is ongegrond.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. A.A. Dijk, griffier op 17 mei 2018.
Het proces-verbaal is digitaal ondertekend en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Verordening 604/2013/EU.