3.4De beoordeling van de tenlastelegging.
Op 26 juni 2016 omstreeks 01:00 uur kreeg de politie een melding dat er was geschoten in [straat 4] in Den Haag. Ter plaatse gekomen zagen de verbalisanten dat in het portiek van de nummers 99 t/m 107 een gewonde vrouw lag die werd behandeld door ambulancepersoneel. De vrouw bleek te zijn genaamd [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ). De moeder van [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), was ook aanwezig en ook zij was gewond. [slachtoffer 2] verklaarde dat zij zojuist waren beschoten door een onbekende man. [slachtoffer 1] verklaarde direct dat zij een langlopend conflict heeft met haar ex-vriend. Hij had haar veelvuldig bedreigd en had haar gezegd dat hij haar zou laten vermoorden door een van zijn buurjongens.
Ter plaatse is een oom van [slachtoffer 1] , [oom slachtoffer] , gehoord. Hij heeft verklaard dat hij thuis was toen hij twee schoten hoorde. Hij is direct gaan kijken en zag een man met een zwart petje lopen in de richting van [straat 1] .Ook andere buurtbewoners hebben twee schoten gehoord.Zo ook [getuige 1] , die heeft verklaard dat zij die nacht rond 01:00 uur in [straat 1] liep toen zij twee knallen uit de richting van een zijstraat van [straat 1] hoorde. Kort daarop kwam er uit die zijstraat een man aangerend. De man droeg een schoudertasje op zijn rechterheup en had zijn hand in het tasje alsof hij kennelijk iets in het tasje vasthield. De man rende in de richting van [straat 2] en ging ter hoogte van [straat 3] naar links.
Een aantal jongeren dat zich ten tijde van de schietpartij in de straat bevond, heeft de schutter zien rennen vanaf [straat 4] . De schutter stak [straat 1] over naar het vervolg van [straat 4] in de richting van [straat 5] .[getuige 2] , woonachtig in [straat 4] , heeft verklaard dat zij rond 01:00 uur naar huis liep. Vlak voordat zij vanaf [straat 1] [straat 4] in wilde lopen zag zij een donker geklede persoon rennen met een arm op zijn rug. De man stak [straat 1] over en rende verder [straat 4] in, in de richting van [straat 5] .
Verklaringen [slachtoffer 1]
heeft naar aanleiding van het schietincident aangifte gedaan en zij is meermalen gehoord door de politie. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op zaterdagavond 25 juni 2016 in verband met de Ramadan met haar moeder bij familie in Rotterdam op bezoek was geweest. Samen zijn zij na afloop terug gereden en rond 00:45 uur waren zij weer in Den Haag. Nadat ze in [straat 4] waren aangekomen en [slachtoffer 1] de auto voor het portiek had geparkeerd, stapten zij uit en [slachtoffer 1] liep in de richting van de achterkant van de auto. Op dat moment zag zij een jongen op zich af komen rennen. [slachtoffer 1] zag dat hij zijn handen voor zijn buik had. Hij rende op haar af, hij had zijn hoofd naar beneden, droeg een petje met de cap naar beneden en hij mompelde iets. Op dat moment was de afstand tussen hen ongeveer één meter. [slachtoffer 1] zag dat de jongen een pistool in zijn handen had en dat hij het pistool doelgericht naar beneden richtte, op haar benen. [slachtoffer 1] hoorde twee schoten. Op dat moment voelde zij nog geen pijn maar keek zij naar haar moeder omdat ze dacht dat zij beschoten was. De jongen rende heel hard weg in de richting van [straat 1] . [slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij met haar moeder op de stoep bij het portiek is gaan zitten en dat zij toen pas zag dat zij bloed op haar benen had. Toen pas voelde zij ook de pijn in haar benen. De buurman heeft een handdoek om haar been gedaan en heeft 112 gebeld.
[slachtoffer 1] is in haar linker bovenbeen geschoten en aan haar rechter bovenbeen had zij een schampshot.[slachtoffer 1] is direct na het schietincident geopereerd en bij deze operatie is een kogelpunt uit haar linkerbeen verwijderd. De kogelpunt is in beslag genomen en onderzocht.
Historie tussen [slachtoffer 1] en [ex-partner]
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij denkt dat haar ex-partner, genaamd [naam 1] met het schietincident te maken heeft. [slachtoffer 1] heeft [ex-partner] in 2008 leren kennen. Zij kregen een relatie en in 2011 zijn zij verloofd. In juni 2013 heeft [slachtoffer 1] de verloving echter verbroken omdat zij er achter was gekomen dat [ex-partner] zich bezighield met criminele activiteiten en niet voornemens leek te zijn daarmee te stoppen. [ex-partner] was in het begin verdrietig dat [slachtoffer 1] de relatie had beëindigd en smeekte [slachtoffer 1] om bij hem terug te komen. Toen hij zich realiseerde dat dat niet ging gebeuren, begon hij heel lelijk te doen en begonnen de bedreigingen. Ook zei [ex-partner] dat [slachtoffer 1] hem grote bedragen geld schuldig was.
[ex-partner] heeft [slachtoffer 1] onder andere lastig gevallen op haar toenmalige werk in een apotheek, waardoor zij uiteindelijk heeft besloten deze baan op te zeggen. Ook op haar nieuwe werk, bij een bruidswinkel aan de [straat 6] , viel hij haar lastig. Zo belde hij [slachtoffer 1] dagelijks op haar werken stond hij vaak dronken bij haar voor de deur. Regelmatig zei hij tegen [slachtoffer 1] dat er iets met haar zou gebeuren en ook zei hij tegen haar: ‘ik commandeer niet, ik vraag het mensen en zij doen het voor mij.’ Ook belde [ex-partner] vaak naar de moeder en broer van [slachtoffer 1]en naar haar nieuwe vriend.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij op 7 mei 2016 werd achtervolgd door een haar onbekende jongen toen zij onderweg was naar haar werk in een bruidswinkel aan de [straat 6] . De eigenaresse is samen met de eigenaar van het tegenovergelegen koffiehuis op de jongen die [slachtoffer 1] achtervolgde afgestapt en de jongen zei dat [ex-partner] geld (€ 3.500,--) had betaald aan diverse jongens op straat om [slachtoffer 1] iets aan te doen.
Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij de week voor het schietincident in [winkelcentrum] is geweest, waar de vader van [ex-partner] een telefoonwinkel heeft. [ex-partner] was daar op dat moment ook aanwezig. Hij liep naar [slachtoffer 1] toe en zei tegen haar: ‘het gaat niet lang meer duren’.
Voorts heeft [slachtoffer 1] verklaard dat zij de jongen die haar heeft neergeschoten een paar dagen daarvoor, op woensdag 22 juni rond 00:15 uur, ook had gezien in de straat. Hij droeg dezelfde kleding en had ook die dag zijn handen in zijn zakken. Hij kwam heel snel op [slachtoffer 1] afgelopen. [slachtoffer 1] denkt dat zij zo snel het portiek binnen is gegaan, dat de jongen niets heeft kunnen proberen. Achteraf vraagt zij zich wel af waarom die jongen op die manier in haar richting was gelopen. Nu denkt ze dat hij toen ook een poging heeft gedaan (de rechtbank begrijpt: om op haar te schieten).
Ook direct na het schietincident en in de weken en maanden daarna heeft [slachtoffer 1] verschillende meldingen aangaande [ex-partner] gedaan bij de politie. Op 26 juni 2016 rond 12:30 uur (enkele uren na het schietincident) heeft [ex-partner] [slachtoffer 2] gebeld op haar mobiele telefoon. Hij zei tegen haar dat dit slechts een waarschuwing was. Ook zei [ex-partner] dat ze de groeten moest doen aan de agenten die op de elfde verdieping voor de deur zaten in het Westeinde Ziekenhuis. [slachtoffer 1] lag op dat moment op de elfde verdieping van het Westeinde Ziekenhuis en werd in verband met haar veiligheid bewaakt door de politie.In de maanden daarna blijft [slachtoffer 1] meermalen in contact met de politie omdat [ex-partner] haar en haar moeder blijft bellen en appen.In de periode 1 januari 2016 tot en met 29 juni 2016 zijn er 557 sms-berichten danwel oproepen geweest van [ex-partner] ’s nummer naar het nummer van [slachtoffer 1] .
Op 28 maart 2017 werd een verbalisant van politie gebeld door een Turks telefoonnummer. De beller maakte zich bekend als [ex-partner] . [ex-partner] verklaarde: ‘Ik heb ook gehoord dat het op 1 april zou gaan gebeuren. Op de bruiloft van haar neefje, het is een mooie dag om het af te ronden. Als ik jullie advies mag geven, zou ik ervoor zorgen dat ze niet naar de bruiloft gaat en niet naar Turkije. Zolang [slachtoffer 1] mijn geld en goud heeft, heeft zij een probleem. Niemand kan mij wat maken. (...) Ik heb zelf de familie van [slachtoffer 1] in mijn macht. (...) Zaterdag gaat geen leuke dag worden. De vorige keer was de schietpartij ook tussen 00:30 uur en 01:00 uur. Er gaan slechte dingen gebeuren. Maanden geleden is het expres niet gebeurd. (...) Het zou mij een worst zijn of ze dood zijn. Eigenlijk hoop ik wel dat ze gaat’.
Verklaringen [slachtoffer 2]
Ook [slachtoffer 2] heeft meerdere verklaringen afgelegd en ook zij heeft verklaard dat ze die avond samen met [slachtoffer 1] in Rotterdam was geweest. Bij aankomst in [straat 4] heeft [slachtoffer 1] de auto geparkeerd. Toen zij de auto waren uitgestapt, zag [slachtoffer 2] ineens een onbekende man op hen af rennen.De man droeg een pet waardoor je zijn gezicht niet goed kon zien. [slachtoffer 2] rende meteen naar [slachtoffer 1] toe. Toen zij bij haar was, richtte de man een vuurwapen op de benen van [slachtoffer 1] en schoot met zijn rechterhand. Een kogel heeft [slachtoffer 2] geraakt en een schaafwond veroorzaakt aan haar hand. Een andere kogel heeft [slachtoffer 1] geraakt in haar been en is daar in blijven zitten.De man rende weg in de richting van [straat 1] .
Verklaringen [medeverdachte 1]
De verdachten zijn bij de politie in beeld gekomen na uitvoerig onderzoek naar de telecomgegevens van alle telefoonnummers die zich voor, tijdens en na het schietincident in de buurt van de plaats delict hebben bevonden. [medeverdachte 1] heeft zowel bij de politie als bij de rechter-commissaris een grotendeels bekennende verklaring afgelegd.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij door zijn vriend [medeverdachte 2] werd benaderd met het voorstel om voor een geldbedrag een vrouw te verwonden. [medeverdachte 2] was hier op zijn beurt enkele dagen daaraan voorafgaand voor benaderd door [ex-partner] . [ex-partner] had hem een bedrag van € 15.000,-- geboden om zijn ex-vriendin neer te schieten om haar bang te maken. In eerste instantie wilden [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] dit samen doen om daarna het geld te verdelen. Toen zij dit besproken waren zij echter beiden onder invloed van drugs en de volgende dag, toen zij weer nuchter waren, zijn zij hier beiden van terug gekomen.
Enige tijd daarna hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] het plan opnieuw besproken. Zij waren toen in de [naam 6] Lounge in de [straat] in Den Haag en ditmaal waren ze in gezelschap van [medeverdachte 3] en een Pool genaamd [naam 2] (de rechtbank begrijpt: [verdachte ]). [medeverdachte 3] had de Pool meegenomen. Hij zei dat de Pool geld nodig had en dat hij een soort incasso was als iemand je geld schuldig was. [medeverdachte 2] zei toen tegen de Pool dat er een klusje gedaan moest worden. Omdat de Pool geen Nederlands spreekt, heeft [medeverdachte 3] alles vertaald. De Pool zei dat hij het wel wilde doen en dat geld belangrijk was. Deze keer is ook overlegd hoe het plan uitgevoerd zou gaan worden. [medeverdachte 2] zou het meisje aanwijzen aan de Pool en [medeverdachte 2] had het wapen al van [ex-partner] gekregen. [medeverdachte 2] had aan [medeverdachte 3] uitgelegd wat [ex-partner] allemaal tegen hem gezegd had en [medeverdachte 3] heeft dat op zijn beurt allemaal vertaald naar ‘ [verdachte ] ’. Tegen [verdachte ] ’ was gezegd dat hij naar haar toe moest lopen en haar moest verwonden aan haar onderbeen. Dit moest gebeuren met een kleine kogel zodat zij niet dood zou gaan. Een klein kogeltje, een klein wondje, dat was het plan. Het moest alleen maar zo zijn dat [ex-partner] aan haar kon laten zien dat ze niet moest stelen van hem. [verdachte ] ’ was de schutter.
Een dag voordat het ging gebeuren, heeft [medeverdachte 1] het vuurwapen gezien. Het was een klein vuurwapen met kleine kogels. De bedoeling was dat de vrouw het alleen zou voelen. Ze hoefde niet dood, maar moest alleen verwond worden.
Op de avond van 25 juni is [verdachte ] met [medeverdachte 3] meegereden naar Den Haag. Ook [medeverdachte 1] was daarbij. [medeverdachte 1] reed later in de auto van zijn moeder en was de hele tijd in de buurt van de woning van [slachtoffer 1] . Eerst stond hij met zijn auto bij de Karwei maar daarna is hij verder gereden en is hij op de hoek van [straat 4] en [straat 1] gaan staan. [verdachte ] was op dat moment al in de straat en [medeverdachte 2] stond in een steegje. [medeverdachte 3] was ook ergens in de buurt. Op een gegeven moment hoorde [medeverdachte 1] schoten en geschreeuw. Hij zag [verdachte ] voorbij rennen, die bij hem in de auto is gesprongen. Samen zijn zij weggereden in de richting van [straat 7] .
Er was al een paar keer eerder een moment geweest waarop het zou gebeuren, maar steeds lukte dat niet omdat het meisje dan bijvoorbeeld te snel de woning binnen was gegaan.
Bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 1] ook verklaard dat toen zij bij [medeverdachte 2] thuis waren, [medeverdachte 2] tegen hem zei dat hij een klusje had. Ze konden er € 15.000,-- aan verdienen. [medeverdachte 2] zei dat zij het samen zouden doen en dat het ging om bang maken. De volgende ochtend is hij terug gegaan naar [medeverdachte 2] en heeft hij tegen hem gezegd dat hij het toch niet wilde doen. [medeverdachte 2] zei ook dat hij het eigenlijk niet kon doen. [medeverdachte 2] had niet gezegd om welke vrouw het ging maar wel wie aan hem had gevraagd om het te doen, dat was [ex-partner] , de ex-man van de vrouw. [ex-partner] zou een wapen en een gestolen auto regelen. Het zou een klein wapen met kleine kogels zijn. Er moest geschoten worden met het kleine wapen zodat er alleen bloed te zien zou zijn. De bedoeling was dat in de krant zou komen dat er geschoten was in het onderbeen en dat ze bang zou worden. Maar omdat ze het beiden niet wilden, was het daarna klaar.
Een paar weken later kwam [medeverdachte 3] naar Den Haag en hebben zij elkaar gezien, samen met [medeverdachte 2] en de Pool, [verdachte ] . [medeverdachte 2] vertelde het verhaal aan de anderen en hij vertelde dat [medeverdachte 1] en hij het niet konden en wilden doen. [medeverdachte 2] vertelde precies wat hij en [medeverdachte 1] hadden besproken, over het bang maken, dat het in de krant moest komen en dat [ex-partner] geld zou betalen. Hij vertelde dat de ex van het meisje wilde dat er in haar onderbeen geschoten zou worden. Hij zou een wapen regelen met kleine kogels. Het moest alleen bang maken zijn. Het moest op de televisie en in de krant komen. Dan pas zou [medeverdachte 2] geld krijgen, als het bewezen was. [verdachte ] zei dat hij het wel zou doen. [medeverdachte 3] heeft een Poolse vrouw en spreekt daarom vloeiend Pools. [medeverdachte 3] vertaalde dus voor [verdachte ] omdat hij Pools spreekt. De Pool zei “Hoeveel money?” en [medeverdachte 2] zei dat hij € 3.000,-- zou krijgen en de Pool zei dat dat goed was. [verdachte ] zou dus voor € 3.000,-- de vrouw in haar onderbeen verwonden door te schieten. [medeverdachte 2] zou het meisje aan [verdachte ] laten zien en daarna zouden ze tot het juiste moment wachten en het uitvoeren. Het zou snel gebeuren, maar er gingen twee of drie weken overheen.
[medeverdachte 1] werd in de aanloop naar 26 juni steeds door [medeverdachte 2] gebeld om bij de voorbereidingen te zijn. Hij vroeg dan wanneer [medeverdachte 1] weer naar Den Haag zou komen. Hij wilde met hem praten en [medeverdachte 1] moest overal bij zijn. [medeverdachte 2] wilde dat [medeverdachte 1] de Pool zou oppikken. [medeverdachte 3] en [verdachte ] waren altijd samen.
[medeverdachte 2] wilde iedereen ‘met een joystick besturen’, aldus [medeverdachte 1] . Hij wilde de € 15.000,-- van [ex-partner] hebben. Hij wilde het laten doen. Hij zei: “Wie moet [verdachte ] rijden?” [verdachte ] zou na afloop naar de auto van [medeverdachte 1] rennen en [medeverdachte 1] zou hem wegbrengen.
Op 25 juni 2016 zijn [verdachte ] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] eerst samen in Hellevoetsluis geweest. Daarna zijn zij samen in de auto van [medeverdachte 3] naar Den Haag gereden naar de oom van [medeverdachte 3] of naar [medeverdachte 2] . In Den Haag aangekomen heeft [medeverdachte 1] zijn moeder gebeld om te vragen of hij de auto mocht lenen. Hij werd na 22.00 uur gebeld door [medeverdachte 2] en hij zei: “We gaan het doen. Kom, je moet erbij zijn.” [medeverdachte 1] heeft de auto van zijn moeder opgehaald. Er was afgesproken dat [verdachte ] naar de Karwei zou komen als het klaar was, dus daar stond [medeverdachte 1] te wachten. Dat was met [medeverdachte 2] zo afgesproken. [medeverdachte 2] belde [medeverdachte 1] ongeveer een uur voordat het uitgevoerd moest worden en vroeg aan hem of hij daar kon wachten. Hij moest in de buurt blijven. [medeverdachte 2] woont in dezelfde straat en hij zou opletten of ze naar buiten ging.
[verdachte ] wist dat [medeverdachte 1] bij de Karwei op hem stond te wachten en hij wist naar welke auto hij moest. [verdachte ] heeft die auto vaker gezien. [medeverdachte 2] belde [medeverdachte 1] en toen is hij dus bij de Karwei gaan staan. Hij is in de richting van [straat 4] gereden. Hij stond bijna een half uur of een uur te wachten. Hij hoorde schoten en zag [verdachte ] langs hem wegrennen. Hij maakte een rondje en toen stond [verdachte ] op de afgesproken plek. Hij stapte de auto in en ze reden ongeveer twee of drie kilometer. Daarna heeft [verdachte ] [medeverdachte 3] gebeld en heeft [medeverdachte 3] hem opgehaald.
De afspraak was dat [ex-partner] een uur nadat het was gebeurd het geld aan [medeverdachte 2] zou geven en [medeverdachte 2] zou het aan de uitvoerders geven. [ex-partner] is echter gevlucht en niemand heeft geld gehad. Op het nieuws werd gezegd dat de moeder in het been was geraakt en de dochter in de hand, verkeerd om dus. Dat hadden vrienden van [ex-partner] gezien en zij zeiden dat het niet goed was uitgevoerd en dat er dus geen geld zou komen.
Wanneer [medeverdachte 2] het geld zou hebben ontvangen of de dag daarna, zou hij het aan [verdachte ] geven. [medeverdachte 2] zou [medeverdachte 1] bellen als hij het geld had gekregen en [medeverdachte 1] zou op zijn beurt [medeverdachte 3] bellen. [medeverdachte 2] wilde dat [medeverdachte 1] met hem met de auto naar [ex-partner] zou gaan. [medeverdachte 2] wist toen nog niet dat [ex-partner] naar Turkije was gevlucht. Ze zouden naar een barretje genaamd ‘ [naam 7] ’ van [ex-partner] gaan. [medeverdachte 2] zei dat [ex-partner] had gezegd dat het zijn zaak was en dat zij daar naartoe moesten gaan nadat het was gebeurd. Daar zou [medeverdachte 2] het geld krijgen. Toen ze daar aankwamen en naar binnen gingen bleek [ex-partner] er niet te zijn. Dit was een dag na het incident. Er is geen geld betaald. [verdachte ] heeft maanden gewacht. Hij had geld nodig, daarom had hij het gedaan. Hij bleef bellen. [medeverdachte 3] belde [medeverdachte 1] en die moest dan [medeverdachte 2] weer bellen. [medeverdachte 1] zat er tussen in, alle telefoonverkeer ging via hem. Later heeft hij het telefoonnummer van [medeverdachte 2] aan [medeverdachte 3] gegeven. [medeverdachte 2] wilde niet met [medeverdachte 3] praten omdat hij geen geld had en zijn belofte niet kon nakomen.
Verklaring [medeverdachte 2]
heeft verklaard dat hij ongeveer één maand voor het schietincident door [ex-partner] is benaderd om wat te doen bij [slachtoffer 1] . Hij vroeg [medeverdachte 2] om haar te intimideren, haar bang te maken. [medeverdachte 2] heeft vervolgens aan [medeverdachte 1] verteld dat [ex-partner] hem geld aangeboden had om zijn ex bang te maken.
heeft verklaard dat hij [medeverdachte 1] in mei 2016 via [medeverdachte 3] heeft leren kennen. [medeverdachte 3] is een vriend van hem uit Ede. [medeverdachte 3] vroeg een keer aan hem of hij met hem mee wilde gaan naar Den Haag, dat hebben zij gedaan en daar heeft hij [medeverdachte 1] voor het eerst ontmoet. [verdachte ] heeft [medeverdachte 1] in mei en juni van 2016 nog vaker gezien, onder andere in Hellevoetsluis. [verdachte ] heeft verklaard dat hij [medeverdachte 2] ook kent, hij heeft hem ontmoet bij een afspraak in Den Haag met [medeverdachte 1] . Hij noemde hem ‘ [naam 3] ’. Dat was eind mei, begin juni 2016. [verdachte ] heeft voorts verklaard dat hij in de nacht van 25 op 26 juni 2016 in Den Haag was.
Op 26 juni 2016 kwam een groepje kinderen zich melden op politiebureau de Heemstraat omdat zij een vuurwapen hadden gevonden ‘in de bosjes bij het veldje’.De politie is met de kinderen naar het veldje gegaan waar zij het wapen gevonden hadden. Het betrof een voetbalpleintje aan [straat 5] (te Den Haag). Ter hoogte van [nummer] stond een pand in de steigers, bij dit pand is het vuurwapen op de stoep aangetroffen.
Het wapen betrof een revolver van het merk Büffel, fabrikant HS (Herbert Schmidt Waffentechnik) met een kaliber van .22LR. In het rondsel van de revolver bevond zich munitie, te weten twee verschoten hulzen en vier scherpe patronen. Het betreft een wapen in de zin van categorie III van de Wet wapens en munitie. De munitie betreft randvuurpatronen van het merk CCI, kaliber .22LR, eveneens categorie III Wet wapens en munitie.
De kogelpunt die uit het been van [slachtoffer 1] is verwijderd, is eveneens door de politie veilig gesteld.
Aan het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) is de vraag voorgelegd of de verschoten kogel die uit het been van [slachtoffer 1] is verwijderd, afkomstig is uit bovengenoemde revolver. Het NFI heeft op basis van twee hypothesen onderzoek gedaan. Hypothese 1 luidt ‘De kogel is afgevuurd uit de loop van de revolver’ en hypothese 2 luidt ‘De kogel is afgevuurd uit een andere loop van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als de loop van de revolver’. De conclusie van het NFI is dat er aanwijzingen zijn gevonden dat de kogel afkomstig is uit de revolver en de bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is. Dit blijkt uit de waargenomen mate van overeenkomst tussen de krassporen in de kogel en de proefkogels die wordt verwacht als de kogel is afgevuurd uit de loop van de revolver (hypothese 1). Op basis van de structuur van de sporenveroorzakende onregelmatigheden in de loop van de revolver zijn deze krassporen in en tussen de groeven als kenmerkend voor deze loop beoordeeld. Gezien de beoordeelde kenmerkende waarde van de sporen is de verwachting dat de mate van overeenkomst bij 1 op de 100 tot 1 op de 10.000 andere lopen van hetzelfde kaliber en met dezelfde systeemkenmerken als die van de revolver wordt aangetroffen. Dit betekent kort gezegd dat de kans op het waarnemen van de onderzoeksresultaten 100 tot 10.000 keer groter wordt geacht wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is.
Het NFI heeft aanvullend gerapporteerd over het wapen, ditmaal met de volgende hypothesen. Hypothese 1 luidt ‘De kogel is verschoten met de revolver’ en hypothese 2 luidt ‘De kogel is verschoten met een willekeurig ander vuurwapen in Nederland’. Hierbij is gebruik gemaakt van zaakgegevens van het NFI die een afspiegeling vormen van de vuurwapens die momenteel in Nederland bij schietincidenten worden gebruikt. Er is onderzocht hoeveel van deze vuurwapens van hetzelfde kaliber zijn en dezelfde systeemkenmerken hebben als de revolver en kogel. De bevindingen van het vergelijkend kogelonderzoek zijn ten minste zeer veel waarschijnlijker wanneer hypothese 1 waar is dan wanneer hypothese 2 waar is.
Het wapen is door het NFI ook onderzocht op dactyloscopische en biologische sporen. Op het wapen, specifieker op de trekker van het wapen, alsmede op een afgebroken stuk kolfplaat, is DNA aangetroffen van [verdachte ] (matchkans kleiner dan 1 op 1 miljard).
De politie heeft naar aanleiding van de schietpartij een netwerkmeting uitgevoerd op de plaats delict (hierna: PD) om te kijken vanaf welke basisstations het mogelijk is om mobiel te bellen vanaf die exacte locatie. Van die betreffende basisstations zijn de historische gegevens opgevraagd en onderzocht. Hieruit is een aantal telefoonnummers naar voren gekomen, waarvan ook de historische gegevens zijn onderzocht. Na uitgebreid onderzoek komt de politie tot de volgende conclusies.
Vaststelling gebruikers telefoonnummers
[ex-partner] maakt (onder andere) gebruik van het [telefoonnummer] .
[medeverdachte 1] woont in [adres] , werkt aan de [adres] en maakt gebruik van (onder andere) de [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .
[medeverdachte 3] woont aan de [adres] en maakt gebruik van (onder andere) het [telefoonnummer] .
[medeverdachte 2] woont in [adres] en maakt gebruik van (onder andere) de [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .
[verdachte ] heeft als verblijfplaats [adres] en maakt gebruik van (onder andere) [telefoonnummer] , [telefoonnummer] en [telefoonnummer] .
Bewegingen naar aanleiding van telefoongegevens
De politie heeft de bewegingen van en het onderlinge contact tussen de vier verdachten in kaart gebracht en heeft daarbij gekeken naar de periodes kort voor, tijdens en vlak na het delict.
20 juni 2016
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte ] bevonden zich tussen 19:31 uur en 22:47 uur in het dekkingsgebied waarin de woning van [medeverdachte 1] valt. [medeverdachte 1] verplaatste zich om 22:56 uur naar het dekkingsgebied waarin de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] vallen.
[medeverdachte 3] en [verdachte ] hebben telefonisch contact gehad.
21 juni 2016
[medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte ] bevonden zich gelijktijdig in Hellevoetsluis en verplaatsten zich alle drie naar Den Haag. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] verplaatsten zich naar het dekkingsgebied van de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] bevond zich daar ook.
[medeverdachte 1] had telefonisch contact met [medeverdachte 3] en met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] had die dag om 14:22 uur, om 14:25 uur en om 23:44 uur telefonisch contact met [ex-partner] .
22 juni 2016
Rond 00:15 uur, het tijdstip waarover [slachtoffer 1] heeft verklaard, bevonden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zich in het dekkingsgebied van de latere PD. [medeverdachte 3] bevond zich om 00:25 uur daar iets oostelijk van. [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [verdachte ] bevonden zich gedurende de ochtend van 22 juni 2016 op basisstations met dekking van de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] . Zowel [medeverdachte 3] als [verdachte ] maakten diverse verplaatsingen tussen Ede en het dekkingsgebied van de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] . [verdachte ] bevond zich in de late uren van 22 juni op plaatsen die gedekt worden door basisstations van de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] heeft die dag telefonisch contact gehad met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] heeft meerdere malen contact gehad met [verdachte ] en [verdachte ] heeft op zijn beurt weer contact gehad met [medeverdachte 2] .
23 juni 2016
[medeverdachte 3] heeft zich verplaatst van Ede naar Den Haag, waar hij zich in de dekkingsgebieden van de woning van [medeverdachte 1] en de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] bevond. [verdachte ] bevond zich gedurende een groot gedeelte van de 23e op basisstations die dekking geven aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] bevond zich op de 23e veelal in dekkingsgebieden van en rondom zijn woning.
[verdachte ] had telefonisch contact met [medeverdachte 3] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
24 juni 2016
[medeverdachte 3] bevond zich op de 24e in het dekkingsgebied van de latere PD.
[medeverdachte 1] had contact met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] had contact met [verdachte ] .
00:00 - 01:00 uur
[medeverdachte 3] maakte om 00:18 uur verbinding met een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] .
02:00 - 04:00 uur
[medeverdachte 2] werd vier keer gebeld door en kreeg een sms-bericht van [ex-partner] . Bij het ontvangen van het sms-bericht maakte hij gebruik van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en zijn woning.
04:00 - 10:00 uur
[medeverdachte 2] ontving om 05:08 uur een inkomend gesprek van [ex-partner] (voicemail).
10:00 - 11:00 uur
[medeverdachte 3] stuurde om 10:47 uur een sms-bericht naar [verdachte ] terwijl hij zich in Ede bevond.
[verdachte ] werd om 10:53:55 uur gebeld door [medeverdachte 3] terwijl hij zich in Ede bevond.
11:00 - 14:00 uur
[medeverdachte 1] bevond zich om 11:18 uur in Hellevoetsluis waarbij hij contact had met [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] verplaatste zich na 11:19 uur van Ede naar Hellevoetsluis. [medeverdachte 3] bevond zich om 13:07 uur in Hellevoetsluis. Om 13:51 uur belde [medeverdachte 3] met [medeverdachte 1] terwijl hij in Hellevoetsluis was. [medeverdachte 2] werd om 12:46 uur gebeld door [ex-partner] (voicemail) en kreeg om 13:17 uur een sms-bericht van hem. Bij deze contacten gebruikte hij een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en zijn woning.
14:00 - 16:00 uur
[medeverdachte 1] bevond zich om 15:23 uur in Hellevoetsluis en [verdachte ] bevond zich om 15:25 uur ook in Hellevoetsluis. [medeverdachte 3] ontving om 15:28 uur een gesprek terwijl hij in Hellevoetsluis was.
16:00 - 18:00 uur
[medeverdachte 1] belde om 16:51 uur vanuit Hellevoetsluis 72 seconden naar [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] werd om 17:16 weer gebeld door [ex-partner] , het gesprek duurde 89 seconden.
18:00 - 20:00 uur
[verdachte ] bevond zich tussen 18:05 uur en 18:38 uur in Hellevoetsluis. [medeverdachte 2] ontving om 19:17 uur een gesprek van [ex-partner] (voicemail).
20:00 - 22:00 uur
Om 20:11 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 2] (32 seconden). [medeverdachte 1] was in Hellevoetsluis en [medeverdachte 2] maakte gebruik van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en zijn woning. Om 20:13 ontving [medeverdachte 2] een oproep van [ex-partner] (wederom voicemail). Om 21:37 uur belde [medeverdachte 1] 12 seconden met [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] bevond zich nog steeds in Hellevoetsluis en [medeverdachte 2] maakte nog steeds gebruik van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en zijn woning. Om 21:58 uur maakte [medeverdachte 3] een verkeersgegeven met een basisstation in Hellevoetsluis.
22:00 - 23:00 uur
[medeverdachte 1] werd om 22:16 uur gebeld door [medeverdachte 2] . Het gesprek duurde 39 seconden. [medeverdachte 1] maakte gebruik van een basisstation in Schiedam en [medeverdachte 2] van een basisstation gelegen aan [straat 9] te Den Haag. [medeverdachte 3] maakte om 22:28 uur een verkeersgegeven met een basisstation gelegen aan [straat 10] te Den Haag. [medeverdachte 1] belde om 22:33 uur 2 seconden met [medeverdachte 2] , waarbij hij gebruik maakte van een basisstation gelegen aan de [straat 11] te Den Haag. Om 22:34 uur belde [medeverdachte 1] weer naar [medeverdachte 2] terwijl hij gebruikmaakte van een basisstation gelegen aan het [straat 9] te Den Haag. Het toestel van [medeverdachte 2] schakelde door naar de voicemail. De werklocatie van [medeverdachte 2] valt binnen dit dekkingsgebied.
[medeverdachte 3] belde om 22:45 naar [medeverdachte 1] waarbij [medeverdachte 3] gebruikmaakte van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] . Het toestel van [medeverdachte 1] leek tussen 22:45 uur en 22:53 uur niet bereikbaar te zijn geweest waardoor de gesprekken werden doorgeschakeld naar de voicemail.
23:00 - 00:00 uur
Om 23:26 uur werd [medeverdachte 1] gebeld door [medeverdachte 3] . Het gesprek duurde 47 seconden en [medeverdachte 1] maakte gebruik van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD. [medeverdachte 3] maakte gebruik van een basisstation dat dekking geeft aan een gebied ten westen van de latere PD. Om 23:29 uur werd [verdachte ] gebeld door [medeverdachte 2] (gedurende 17 seconden) waarbij zowel [verdachte ] als [medeverdachte 2] gebruik maakten van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] . Om 23:30 uur werd [verdachte ] nogmaals gebeld door [medeverdachte 2] gedurende 3 seconden op hetzelfde basisstation. Om 00:07 uur belde [medeverdachte 3] 78 seconden met [medeverdachte 1] , waarbij beiden gebruikmaakten van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] .
00:15 - 00:30 uur
Om 00:22 uur werd [verdachte ] gebeld door [medeverdachte 2] (25 seconden) waarbij zowel [verdachte ] als [medeverdachte 2] maakten gebruik van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] . Om 00:25 uur werd [verdachte ] nogmaals gebeld door [medeverdachte 2] (29 seconden), beiden wederom gebruik makend van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] . Om 00:28 uur maakte [medeverdachte 3] een verkeersgegeven door middel van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] .
00:30 - 00:45 uur
Om 00:42 uur belde [medeverdachte 1] 3 seconden naar [verdachte ] en om 00:43 uur belde hij 53 seconden met [verdachte ] . Beiden maakten gebruik van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] . Om 00:44 uur maakte [medeverdachte 1] een verkeersgegeven waarbij hij ook gebruikmaakte van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] .
00:45 - 01:00 uur
Om 00:50 uur belde [verdachte ] 1 seconde naar [medeverdachte 2] , waarbij beiden gebruik maakten van een basisstation dat dekking geeft aan de latere PD en de woning van [medeverdachte 2] .
01:00 - 02:00 uur
Om 01:01 uur belde [medeverdachte 2] 39 seconden naar [ex-partner] waarbij [medeverdachte 2] gebruikmaakte van een basisstation dat dekking geeft aan de PD en zijn woning. Om 01:02 uur werd [medeverdachte 2] gebeld door [ex-partner] , dit gesprek duurde 59 seconden. Ook hierbij maakte hij gebruik van een basisstation dat dekking gaf aan de latere PD en zijn woning. Om 01:50 uur maakte [medeverdachte 3] verkeersgegevens met een basisstation dat dekking geeft aan de A12 bij Zoetermeer.
02:00 - 10:00 uur
Om 02:12 uur belde [medeverdachte 1] 65 seconden met [medeverdachte 3] . Om 04:16 uur maakte [medeverdachte 3] een verkeersgegeven in Ede. Om 09:04 uur maakte [verdachte ] zijn eerste verkeersgegeven na 00:50 uur en bevond zich toen in Ede.
Uit de lucht gehaalde telefoonnummers
Het telefoon -4493, in gebruik bij [ex-partner] , heeft op 20 juni 2016 voor het laatst gebruik gemaakt van het Nederlandse netwerk.Het telefoonnummer -5761, in gebruik bij [medeverdachte 1] , werd na 26 juni 2016 nog één keer gebruikt op 9 juli 2016 en werd daarna uit de lucht gehaald. Het telefoonnummer -1840, in gebruik bij [medeverdachte 2] , werd op 3 juli 2016 uit de lucht gehaald. Het telefoonnummer -0654, in gebruik bij [verdachte ] , werd op 26 juni 2016 om 00:50:50 uur voor het laatst gebruikt en werd daarna uit de lucht gehaald.
Contacten tussen de verschillende verdachten
Tussen [ex-partner] en [medeverdachte 2] heeft in de periode 15 juni 2016 tot en met 19 juni 2016 23 keer telefonisch contact plaatsgevonden. Op 25 juni 2016 heeft [ex-partner] 10 keer geprobeerd te bellen danwel gebeld naar [medeverdachte 2] . Tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] heeft in de periode 15 juni 2016 en 12 juli 2016 79 keer contact plaatsgevonden.In de periode daaraan voorafgaand, te weten de periode die loopt van 13 mei 2016 tot en met 21 juni 2016, heeft 115 keer telefonisch contact tussen hen plaatsgevonden.[medeverdachte 3] heeft in de periode van 13 juni 2016 tot 2 juli 2016 112 keer telefonisch contact gehad met [verdachte ] .
Ook in de maanden na het schietincident is er veelvuldig onderling telefonisch contact geweest tussen de verdachten. Zo heeft er in de tweede helft van 2016 tussen [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] veelvuldig sms-contact plaatsgevonden, waarin onder andere werd gesproken over het feit dat ‘ [medeverdachte 3] ’ (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 3] ) alleen face to face met [medeverdachte 2] wil spreken, over dat het geld ‘zogenaamd vrijdag komt’, dat hij ermee bezig is en dat het geld gegarandeerd komt.Op een bepaald moment blijkt uit sms-contact tussen hen ook dat [medeverdachte 1] voorstelt om samen met [medeverdachte 3] te overleggen met [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] hebben in de periode van 15 mei 2016 tot 2 november 2016 375 keer telefonisch contact gehad.
Tussen [medeverdachte 1] en [verdachte ] heeft in september 2016 ook nog telefonisch contact plaatsgevonden, en op 5 september 2016 ontving [medeverdachte 1] een sms-bericht van [verdachte ] met daarin (vertaald) de tekst ‘ [medeverdachte 1] , als je [naam 3] spreekt, bel mij. [naam 3] moet mij betalen’.Op 20 april 2017 heeft [medeverdachte 3] [verdachte ] bezocht in de PI waar hij gedetineerd zat.
Naar aanleiding van de telefoongegevens waaruit is gebleken dat [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte ] zich in de middag / vooravond van 25 juni 2016 van Hellevoetsluis naar Den Haag hebben verplaatst, is onderzoek verricht naar de zogenaamde voertuigbewegingen. Hieruit is gebleken dat de auto met [kenteken 1] ( [merk auto] ) op naam staat van [naam 4] [geboortedatum 2] ; de rechtbank begrijpt: de moeder van [medeverdachte 1] ). De auto met [kenteken 2] staat op naam van [naam 5] ( [geboortedatum 3] de rechtbank begrijpt: de vader van [medeverdachte 3] ).
De [merk auto] van de moeder van [medeverdachte 1] is op 25 juni 2016 om 21:54 uur waargenomen in Hellevoetsluis. De auto is vervolgens via Spijkenisse en Rijswijk om 22:27 uur gesignaleerd op de Moerweg in Den Haag. Tussen 22:27 uur en 01:04:03 uur zijn er geen waarnemingen. Om 01:04:03 uur is de auto vervolgens gezien op de Zuiderparklaan ter hoogte van de Bussumsestraat. Dit is op een afstand van ongeveer 1270 meter van de kruising van [straat 2] met [straat 4] .
De auto van de vader van [medeverdachte 3] is op 25 juni 2016 ook om 21:54 uur waargenomen in Hellevoetsluis en ook deze auto is vervolgens via Spijkenisse en Rijswijk Den Haag binnen gereden. Om 22:28 uur is de auto gezien op de Moerweg en daarna tot 01:37:03 uur niet meer. Om 01:37:03 uur is de auto gesignaleerd op de Middachtenweg te Den Haag en vervolgens is de auto via Rijswijk de stad uitgereden.
Tot slot heeft de politie onderzoek gedaan naar de beschikbare beelden die door verschillende camera’s zijn opgenomen.
Op camerabeelden van [bar 1] is te zien dat om 23:39:46 uur een auto in beeld komt rijden op [straat 4] , komende van [straat 2] en gaande in de richting van [straat 1] . Deze auto vertoonde dezelfde uiterlijke kenmerken als de auto van [moeder medeverdachte 1] .
Op camerabeelden van [bar 2] is te zien dat om 23:55:55 uur een auto uit [straat 4] reed, komende uit de richting van [straat 2] en gaande in de richting van [straat 1] . De auto stak de kruising met [straat 1] over en vervolgende zijn weg over [straat 4] in de richting van de 's-Gravenzandelaan. Om 23:56:13 uur en om 23:56:15 uur is te zien dat de auto lijkt op de auto van [moeder medeverdachte 1] . De auto reed door in de richting van [straat 5] , waar de auto uit beeld verdween. Om 23:56:43 uur en om 23:56:44 uur is te zien dat een auto die lijkt op die van [moeder medeverdachte 1] over [straat 4] reed, komende uit de richting van de 's-Gravenzandelaan en gaande in de richting van [straat 1] . De auto sloeg vervolgens op de kruising van [straat 4] met [straat 1] linksaf in de richting van [straat 2] en verdween daarna uit beeld.
Om 00:00:37 uur is te zien dat een auto die lijkt op de auto van [moeder medeverdachte 1] weer in beeld kwam, ditmaal rijdende op [straat 1] , komende uit de richting van [straat 2] en gaande in de richting van [straat 4] . De auto werd op de hoek van [straat 1] met [straat 4] geparkeerd en doofde om 00:01:09 uur zijn koplampen. Op de beelden is te zien dat er niemand uit de auto stapte. Wel waren meerdere malen bewegingen in de auto zichtbaar en ook waren er meerdere malen lichtbronnen zichtbaar in de auto. In de historische verkeersgegevens van [medeverdachte 1] bleek dat hij op het [telefoonnummer] om 00:07:09 uur werd gebeld en 78 seconden sprak met [medeverdachte 3] . Kijkend naar de camerabeelden is te zien dat op de beelden om 00:07:07 uur een lichtbron ontstaat in de auto en dat er bewegingen zichtbaar zijn in de auto.
Gedurende de tijdsspanne van 00:01:09 uur tot 00:59:19 uur heeft vermoedelijk een persoon in het voertuig gezeten. Er is geen andere persoon in de auto gestapt. Om 00:59:25 uur is te zien dat een persoon achter de auto langs rende over de stoep van [straat 1] komende uit de richting van [straat 4] en gaande in de richting van [straat 2] .
Te zien is dat de auto om 00:59:34 uur begon te rijden en [straat 4] in reed, gaand in de richting van de [straat 5] . De auto lijkt op de auto van [moeder medeverdachte 1] . Om 00:59:56 uur sloeg de auto vanaf [straat 4] rechtsaf [straat 5] op in de richting van [straat 2] en verdween uit beeld.
Op de camerabeelden van [school] is te zien dat om 01:00:06 uur iemand over de stoep van de 's-Gravenzijde tegenover [school] rende. Deze locatie is zeer dichtbij de plaats waar later de revolver werd aangetroffen die zeer waarschijnlijk werd gebruikt bij het schietincident.
Op de camerabeelden van [bar 1] is te zien dat om 01:01:16 uur een auto die lijkt op de auto van [moeder medeverdachte 1] het beeld inreed en vervolgens op de kruising [straat 2] / [straat 7] /-weg voor het verkeerslicht tot stilstand kwam op de baan voor linksaf. Het voertuig begon om 01:01:32 uur weer te rijden en sloeg linksaf [straat 7] op in de richting van de [straat 8] .
De rechtbank stelt op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat [medeverdachte 2] [medeverdachte 1] enige weken voorafgaand aan 26 juni 2016 heeft benaderd met het voorstel van [ex-partner] . Dit voorstel hield in dat [slachtoffer 1] moest worden neergeschoten om haar bang te maken. Het was niet de bedoeling dat zij zou overlijden. Kort daarna heeft een ontmoeting plaatsgevonden in de [naam 6] Lounge in de [straat] in Den Haag. Hierbij waren [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] en [verdachte ] aanwezig. Tijdens deze ontmoeting is nogmaals over het plan gesproken en werd afgesproken dat het plan gezamenlijk zou worden uitgevoerd. [verdachte ] zou het neerschieten voor zijn rekening nemen. Hij zou hiervoor een geldbedrag ontvangen. [medeverdachte 2] zou hem laten zien om wie het ging en ook zou hij het wapen dat hij al van [ex-partner] had gekregen, aan [verdachte ] geven. Alle vier de verdachten zouden erbij zijn en meewerken aan de voorbereiding en uitvoering van het plan. In de aanloop naar de uitvoering heeft regelmatig overleg plaatsgevonden tussen de vier mannen, zowel telefonisch als in persoon.
Na een eerdere, vergeefse poging op 22 juni 2016, is het plan uiteindelijk op 26 juni 2016 uitgevoerd. In de avond van 25 juni 2016 zijn [medeverdachte 1] , [verdachte ] en [medeverdachte 3] gezamenlijk van Hellevoetsluis naar Den Haag gereden. [medeverdachte 2] bevond zich al in Den Haag. Rond 23:00 uur waren alle vier de verdachten op een locatie waar hun telefoons verbinding maakten met een basisstation dat dekking geeft aan de PD, hetgeen overeenkomt met de verklaring van [medeverdachte 1] dat iedereen in de buurt was. De hele avond, tot 00:45 uur, hebben steeds korte onderlinge telefoontjes plaatsgevonden, waarbij de telefoons gebruik maakten van een basisstation dat dekking geeft aan de PD. Om 00:50 uur heeft [verdachte ] nog 1 seconde gebeld met [medeverdachte 2] . Rond 01:00 uur zijn twee schoten gehoord en hebben buurtbewoners een man zien rennen in de richting van de plek waar de vluchtauto stond. Deze man is ook waargenomen op videobeelden. Vervolgens heeft [medeverdachte 2] om 01:01 uur [ex-partner] gebeld. Vanaf dat moment werden er ook weer voertuigbewegingen waargenomen. De auto’s bewogen van zeer dicht bij de PD via de ring de stad uit. Ook dit komt overeen met de verklaring van [medeverdachte 1] dat hij [verdachte ] heeft opgepikt en dat zij de stad zijn uitgereden en dat [medeverdachte 3] [verdachte ] daarna heeft opgehaald.
De rechtbank stelt vast dat alle vier de verdachten betrokken zijn geweest bij zowel de voorbereiding als de uitvoering van het schietincident waarbij [slachtoffer 1] en haar moeder gewond zijn geraakt. [verdachte ] is de schutter geweest. Hij heeft twee keer geschoten. Een kogel bleef in het linkerbeen van [slachtoffer 1] achter en [slachtoffer 2] had een schampschot aan haar rechterhand. De rechtbank komt tot deze vaststellingen nu de door [medeverdachte 1] afgelegde verklaringen in zeer grote mate worden ondersteund door een grote hoeveelheid objectieve bewijsmiddelen, te weten de telecomgegevens, de voertuigbewegingen, de camerabeelden en de forensische rapportages. Bovendien heeft naast [medeverdachte 1] ook [medeverdachte 2] verklaard dat hij door [ex-partner] benaderd was om [slachtoffer 1] te verwonden. Alle vier de verdachten bevonden zich op cruciale momenten – zowel op 22 juni 2016 als op 26 juni 2016 – in de nabijheid van de PD waarbij een grote hoeveelheid korte telefoontjes tussen hen vieren heeft plaatsgevonden. [medeverdachte 2] heeft bovendien direct na het incident met [ex-partner] gebeld. Vlakbij de PD is bovendien een revolver aangetroffen. De uit het been van [slachtoffer 1] verwijderde kogel is met deze revolver afgeschoten, terwijl op de trekker het DNA van [verdachte ] is aangetroffen.
De rechtbank gaat niet mee in het door verdachte naar voren gebrachte alternatieve scenario. Dit scenario komt er – kort gezegd – op neer dat verdachte meermalen met [medeverdachte 3] naar Den Haag is gegaan om daar een waardevol object op te halen dat hij eerder bij [medeverdachte 2] had verloren. Het vuurwapen heeft verdachte per ongeluk een keer heeft aangeraakt toen hij bij [medeverdachte 1] in de auto zat en het wapen door plotseling remmen ineens naar voren schoot van onder de bijrijdersstoel. Verdachte zag op het moment dat hij het teruglegde onder de stoel pas dat het een wapen was. De rechtbank schuift dit scenario om meerdere redenen als volstrekt onaannemelijk terzijde. Verdachte heeft desgevraagd niet willen verklaren wat het waardevolle object is dat hij zou zijn kwijtgeraakt, zodat de rechtbank reeds daarom weinig waarde aan zijn verklaring kan hechten. Daarbij komt dat verdachte tegenstrijdig heeft verklaard: ter zitting heeft hij verklaard dat hij met [medeverdachte 2] had afgesproken in een café omdat hij niet wist waar [medeverdachte 2] woonde, maar eerder heeft hij verklaard dat hij het object bij [medeverdachte 2] thuis was kwijtgeraakt. Bovendien ziet de rechtbank niet in dat verdachte in de door hem geschetste situatie het wapen zo zou hebben vastgepakt dat zijn DNA op de trekker is terechtgekomen.
Opzet en voorbedachte raad
Bij beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan (het medeplegen van) een poging tot moord, dient de rechtbank als eerste de vraag te beantwoorden of verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad om [slachtoffer 1] van het leven te beroven.
Verdachte is op straat op [slachtoffer 1] afgelopen en heeft, toen hij haar was genaderd, al lopende met zijn rechterhand met een revolver twee kogels afgeschoten in haar richting. Verdachte heeft geen inzicht gegeven in zijn intenties, zodat de rechtbank het moet doen met wat zij daarover uit het dossier afleidt. Uit het dossier, met name uit de verklaringen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , komt onder meer naar voren dat verdachte met anderen het plan had opgevat om [slachtoffer 1] bang te maken door met een vuurwapen op haar te schieten. De rechtbank kan echter niet vaststellen dat het de bedoeling van verdachte was om [slachtoffer 1] door dat schieten te doden. Van opzet in onvoorwaardelijke zin is dus geen sprake. Dat laat onverlet dat sprake kan zijn van voorwaardelijk opzet op de dood: dat wil zeggen dat verdachte weliswaar niet de bedoeling had om [slachtoffer 1] te doden, maar hij wel de aanmerkelijke kans dat zij als gevolg van zijn handelen zou komen te overlijden, bewust heeft aanvaard. Daarover overweegt de rechtbank het volgende.
Verdachte was niet geoefend in het schieten met een vuurwapen. Naar het oordeel van de rechtbank levert het met een vuurwapen afschieten van een kogel door een ongeoefende schutter in de richting van een persoon de aanmerkelijke kans op dat die persoon door die kogel dodelijk zal worden getroffen. Een vuurwapen is immers naar zijn aard geschikt om dodelijk letsel toe te brengen, terwijl het goed richten van een vuurwapen oefening vergt. De kans is dus groot dat een ongeoefende schutter – rechtstreeks of indirect na het afketsen van de kogel – (onbedoeld) vitale lichaamsdelen raakt dan wel aan andere lichaamsdelen zulk ernstig letsel (bijvoorbeeld een slagaderlijke bloeding) veroorzaakt, dat dit de dood tot gevolg heeft. Die kans is des te groter, wanneer de schutter – zoals in dit geval – schiet terwijl hij in beweging is, en zijn vuurwapen slechts met één hand vasthoudt. Dat blijkt ook wel uit het feit dat verdachte met een van de kogels die voor [slachtoffer 1] waren bestemd, onbedoeld de naast haar lopende [slachtoffer 2] in haar hand heeft geraakt. Bovendien is [slachtoffer 1] in haar bovenbeen geraakt, terwijl het blijkens de verklaring van [medeverdachte 1] de bedoeling was om haar in haar onderbeen te treffen. De rechtbank beschouwt het bestaan van die aanmerkelijke kans een feit van algemene bekendheid, dat dus ook bij verdachte bekend moet zijn geweest. Door desondanks met een vuurwapen in de richting van [slachtoffer 1] te schieten, heeft verdachte die aanmerkelijke kans naar het oordeel van de rechtbank bewust aanvaard. Het onder de bovengenoemde omstandigheden schieten met een vuurwapen op een persoon is immers een buitengewoon gevaarlijke gedraging, die naar haar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op het doden van die persoon, dat het niet anders kan dan dat de schutter bewust de aanmerkelijke kans op de dood van die persoon heeft aanvaard. De rechtbank ziet geen aanwijzingen dat dit in het geval van verdachte anders zou zijn. Dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben verklaard dat verdachte richtte op de benen van [slachtoffer 1] – wat daarvan verder ook zij – doet er niet aan af dat verdachte, al lopende en van enige afstand, een kogel heeft afgeschoten in de richting van een persoon: een gedraging die, zoals reeds is overwogen, is gericht op het doden van die persoon. Dat uit het dossier naar voren komt dat verdachte met anderen het plan had om [slachtoffer 1] bang te maken – en dus niet om haar te doden – doet daaraan evenmin af. Dat bang maken moest immers gebeuren door op haar te schieten, met alle risico’s op een dodelijke afloop van dien. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte opzet, in voorwaardelijke zin, had op de dood van [slachtoffer 1] .
Voorbedachte raad – bestaande in kalm beraad en rustig overleg – is een bijzondere kwalificatie waardoor het misdrijf moord een veel ernstiger karakter aanneemt dan doodslag. Voorbedachte raad is niet aan een bepaalde opzetvorm gebonden en ook voorwaardelijk opzet kan hiermee dus samengaan. De rechtbank is van oordeel dat evident sprake is geweest van voorbedachte raad, nu wekenlang door de verdachten is samengewerkt aan de voorbereiding en uitvoering van het plan om [slachtoffer 1] te verwonden, voor welk plan zij een geldbedrag zouden ontvangen van hun opdrachtgever. Daarnaast is de rechtbank ook niet gebleken van contra-indicaties voor het bestaan van voorbedachte raad.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is geweest van medeplegen door alle vier de verdachten en overweegt hiertoe als volgt. Volgens staande jurisprudentie kan een nauwe en bewuste samenwerking blijken uit de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. Het gaat erom of de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het delict. De bijdrage van de medepleger zal in de regel worden geleverd tijdens het begaan van het strafbare feit in de vorm van een gezamenlijke uitvoering van het feit. Maar de bijdrage kan ook geleverd zijn in de vorm van verscheidene gedragingen voor, tijdens of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in de hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd.
De rechtbank is van oordeel dat alle verdachten een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het delict. Voor [verdachte ] behoeft dit geen betoog nu hij de schutter is geweest die op [slachtoffer 1] en haar moeder geschoten heeft. Maar ook ten aanzien van [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking en een wezenlijke bijdrage.
[medeverdachte 2] is de initiatiefnemer, degene die de opdracht van [ex-partner] heeft aangenomen. Vervolgens heeft hij de andere drie verdachten benaderd om de opdracht uit te voeren. Hij heeft gedurende de voorbereidingen veelvuldig contact met de andere verdachten en met [ex-partner] onderhouden, met wie hij ook afspraken heeft gemaakt over de betaling. Bovendien heeft [medeverdachte 2] continu de regie gehouden in de voorbereidingen, de taakverdeling en de uitvoering.
Ook [medeverdachte 1] is vanaf het begin intensief betrokken geweest bij de voorbereidingen. Hij is bij de bijeenkomsten en bij het maken van afspraken geweest, hij heeft de andere verdachten zowel in zijn woning als op zijn werkadres ontvangen en hij heeft de vluchtroute van [verdachte ] zeker gesteld door op de avond zelf lange tijd in de buurt van de PD paraat te staan met de vluchtauto. [medeverdachte 1] heeft bovendien zelf verklaard dat hij ‘er tussen in zat en dat alle telefoonverkeer via hem liep’. Een aantal minuten voor het delict heeft [medeverdachte 1] nog met [verdachte ] gebeld en een ruim uur na het delict heeft hij met [medeverdachte 3] gebeld. Tot slot is [medeverdachte 1] ook intensief betrokken geweest bij de nasleep van het incident en het gesteggel om het verkrijgen van het geld.
Tenslotte heeft ook [medeverdachte 3] een wezenlijke bijdrage geleverd. Ten eerste is [medeverdachte 3] de persoon die [verdachte ] heeft geïntroduceerd bij [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] als het ‘incassobureau’. Daarnaast heeft hij bij alle gesprekken getolkt tussen [medeverdachte 2] en [verdachte ] aangezien [verdachte ] geen Nederlands spreekt. Ook heeft hij met alle verdachten contact onderhouden gedurende de periode van de voorbereidingen en is hij op de betreffende dag met [medeverdachte 1] en [verdachte ] van Hellevoetsluis naar Den Haag gereden. Ook [medeverdachte 3] heeft vlak voor het delict nog telefonisch contact met [medeverdachte 1] gehad en vlak na het delict heeft hij [verdachte ] overgenomen van [medeverdachte 1] nadat zij de eerste kilometers gevlucht waren van de PD. Ook voor [medeverdachte 3] geldt dat hij betrokken is geweest bij de nasleep van het incident en het gesteggel om het verkrijgen van het geld. In april 2017 heeft [medeverdachte 3] [verdachte ] ook nog opgezocht in de PI.
Op grond van het bovenstaande, in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan het onder feit 1 primair ten laste gelegde medeplegen van een poging tot moord.
Feiten 2 en 3: poging tot doodslag op [slachtoffer 2] en wapenbezit
Hetgeen de rechtbank heeft overwogen over het opzet, geldt in wezen ook voor de aan verdachte ten laste gelegde poging tot doodslag op [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] stond vlak achter [slachtoffer 1] , dus toen verdachte op [slachtoffer 1] schoot, schoot hij ook in de richting van [slachtoffer 2] . Daarbij heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat door zijn handelen [slachtoffer 2] dodelijk gewond zou raken. Zoals gezegd is het onder de bovengenoemde omstandigheden schieten met een vuurwapen op een persoon een buitengewoon gevaarlijke gedraging, die naar haar uiterlijke verschijningsvorm zo zeer is gericht op het doden van die persoon – of zich in de directe nabijheid van die persoon bevindende personen –, dat het niet anders kan dan dat de schutter bewust de aanmerkelijke kans op de dood van die persoon of personen heeft aanvaard.
Nu verdachte zich naar het oordeel van de rechtbank heeft schuldig gemaakt aan het beschieten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , heeft hij zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van het vuurwapen en de bijbehorende munitie.