In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en de Stichting Flextension Foundation, vertegenwoordigd door haar bestuursleden. Eiseres had een vordering ingesteld, maar de kantonrechter oordeelde dat de rechtbank niet bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De vordering was gericht tegen de Stichting, gevestigd in Zeist, en de natuurlijke personen die bestuursleden zijn. Volgens de hoofdregel van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechtbank van de woonplaats van de gedaagde(n) bevoegd. In dit geval zou de zaak dus moeten worden aangebracht bij de Rechtbank Midden Nederland.
Eiseres stelde echter dat er een uitzondering van toepassing was, namelijk de bevoegdheid van de rechtbank waar het schadebrengende feit zich zou hebben voorgedaan, in dit geval een inbreuk op auteursrecht. Eiseres betoogde dat deze inbreuk zich in het gehele land had voorgedaan, en dus ook in Den Haag, wat zou impliceren dat iedere rechter in Nederland bevoegd zou zijn. De kantonrechter wees deze redenering af en stelde vast dat dit zou leiden tot forumshopping, wat ongewenst is. De Haagse rechter kan niet als 'restrechter' worden aangemerkt, en er was geen reden om aan te nemen dat de zaak niet in goede handen zou zijn bij de rechtbank Midden Nederland.
Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter zich onbevoegd en verwees de zaak naar de rechtbank Midden Nederland, Team Kanton, locatie Utrecht. Dit vonnis benadrukt het belang van de relatieve bevoegdheid en de risico's van forumshopping in civiele procedures.