ECLI:NL:RBDHA:2018:6549

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 mei 2018
Publicatiedatum
5 juni 2018
Zaaknummer
6594400/18-1371
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Forumshopping en relatieve bevoegdheid in civiele procedures

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 24 mei 2018 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en de Stichting Flextension Foundation, vertegenwoordigd door haar bestuursleden. Eiseres had een vordering ingesteld, maar de kantonrechter oordeelde dat de rechtbank niet bevoegd was om van de zaak kennis te nemen. De vordering was gericht tegen de Stichting, gevestigd in Zeist, en de natuurlijke personen die bestuursleden zijn. Volgens de hoofdregel van artikel 99 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is de rechtbank van de woonplaats van de gedaagde(n) bevoegd. In dit geval zou de zaak dus moeten worden aangebracht bij de Rechtbank Midden Nederland.

Eiseres stelde echter dat er een uitzondering van toepassing was, namelijk de bevoegdheid van de rechtbank waar het schadebrengende feit zich zou hebben voorgedaan, in dit geval een inbreuk op auteursrecht. Eiseres betoogde dat deze inbreuk zich in het gehele land had voorgedaan, en dus ook in Den Haag, wat zou impliceren dat iedere rechter in Nederland bevoegd zou zijn. De kantonrechter wees deze redenering af en stelde vast dat dit zou leiden tot forumshopping, wat ongewenst is. De Haagse rechter kan niet als 'restrechter' worden aangemerkt, en er was geen reden om aan te nemen dat de zaak niet in goede handen zou zijn bij de rechtbank Midden Nederland.

Uiteindelijk verklaarde de kantonrechter zich onbevoegd en verwees de zaak naar de rechtbank Midden Nederland, Team Kanton, locatie Utrecht. Dit vonnis benadrukt het belang van de relatieve bevoegdheid en de risico's van forumshopping in civiele procedures.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats ’s-Gravenhage
Rolnr.: 6594400/18-1371
24 mei 2018

Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

[eiseres] ,

Wonende en zaakdoende te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde: [gemachtigde] ,
tegen
de stichting
STICHTING FLEXTENSION FOUNDATION,
gevestigd te Zeist, kantoorhoudende te Veenendaal,
[gedaagde], wonende te [woonplaats] ,
[gedaagde 1], wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mrs, W. de Jong en J.J.A. Koningsveld, advocaten te Amsterdam.
Partijen worden aangeduid als eiseres en gedaagden.

Procedure

De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken:
- de dagvaarding van 16 januari 2018;
  • de conclusie van antwoord;
  • de akte uitlaten voornemen tot verwijzing zijdens eiseres;
  • idem zijdens gedaagden.

Beoordeling

Ingevolge artikel 110 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.) beoordeelt de kantonrechter ook zonder een daartoe strekkend verweer of hij relatief bevoegd is. Die relatieve bevoegdheid ontbreekt en daarom zal de zaak worden verwezen. Daartoe is het volgende te overwegen.
De hoofdregel - neergelegd in artikel 99 Rv - is dat bevoegd is de rechtbank van de woonplaats van gedaagde(n). In casu richt de vordering zich in essentie tot gedaagde sub 1, de Stichting, gevestigd te Zeist. De eveneens gedaagde natuurlijke personen zijn bestuursleden van de Stichting en het gaat in hun geval om een (gestelde) afgeleide aansprakelijkheid. Één van beiden is woonachtig in [woonplaats] . Volgens de hoofdregel zou de zaak dus in beginsel moeten worden aangebracht bij de Rechtbank Midden Nederland.
Eiseres meent evenwel dat er een uitzondering aan de orde is, namelijk de bevoegdheid van de Rechtbank waar het uit de gestelde onrechtmatige gedraging voortvloeiende schadebrengende feit – inbreuk op auteursrecht - zich zou hebben voorgedaan (art. 102 Rv). De gestelde inbreuk vond volgens eiseres plaats in het gehele land en dus ook in Den Haag. Deze redenering volgende zou iedere rechter in ons land daardoor bevoegd zijn. Op deze wijze wordt de deur geopend voor forumshopping, een onwenselijk fenomeen.
Vastgesteld kan worden dat de Haagse rechter niet geadieerd wordt als “restrechter”, de rechter die bevoegdheid toekomt als er geen andere rechter is aan te wijzen. Uit de akte van eiseres blijkt bovendien dat er inderdaad sprake is van forumshopping, waar zij aangeeft zich tot de Haagse rechter te wenden omdat deze
“meer bekend is met het auteursrecht dan de rechtbank Midden Nederland”. Dit standpunt is rechtens niet aanvaardbaar. Er is geen enkele reden om aan te nemen dat de onderhavige zaak niet in goede handen zou zijn bij de rechtbank Midden Nederland, die zowel bevoegd is op grond van artikel 99 Rv als – volgens de stellingen van eiseres - artikel 102 Rv.
Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval dus de rechtbank Midden Nederland, Team kanton, locatie Utrecht bevoegd. De zaak zal dan ook in de stand waarin zij zich bevindt worden verwezen naar die rechter. Iedere partij heeft het recht om de andere partij bij exploot op te roepen tegen een door haarzelf bepaalde rolzitting.

Beslissing

De kantonrechter:
- verklaart zich onbevoegd van de vordering kennis te nemen;
- verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt naar de rechtbank Midden Nederland, Team Kanton, locatie Utrecht.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. W. ten Cate en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 mei 2018.