In deze bestuursrechtelijke zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2018 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker, die was uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (Brp) door het college van burgemeester en wethouders van Leiden. Verweerder had verzoeker per 14 maart 2018 uitgeschreven wegens vertrek uit Nederland, wat verzoeker betwistte. Hij stelde dat hij niet was vertrokken en dat hij gebruik maakte van het briefadres van zijn moeder om zijn ziektekostenverzekering en uitkering veilig te stellen. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen het besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
Tijdens de zitting op 14 mei 2018 is gebleken dat partijen niet tot een oplossing konden komen. De voorzieningenrechter heeft vervolgens de zaak gesloten en een belangenafweging gemaakt. Hierbij werd het belang van verzoeker bij een voorlopige voorziening zwaarder gewogen dan het belang van verweerder bij handhaving van het primaire besluit. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker een spoedeisend belang had, omdat hij zonder registratie in de Brp geen recht meer had op zijn ziektekostenverzekering en uitkering. Verweerder erkende dat verzoeker niet uit Nederland was vertrokken en dat contact met hem mogelijk was.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen, het primaire besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, en verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van verzoeker. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.