In deze zaak gaat het om een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de nareis van minderjarige kinderen van Eritrese nationaliteit. De verzoekers, de minderjarige halfbroer en halfzussen van de referent, hebben aanvragen ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in Nederland, welke zijn afgewezen door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) vanwege het ontbreken van geldige toestemmingsverklaringen van de biologische vader. De moeder van de verzoekers heeft wel een mvv-nareis gekregen, maar deze is beperkt geldig. De verzoekers dreigen hierdoor alleen achter te blijven in Ethiopië. De voorzieningenrechter oordeelt dat er sprake is van bewijsnood, aangezien de biologische vader vanwege zijn militaire dienst niet in staat is om naar de Nederlandse ambassade te reizen om toestemming te geven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en draagt de IND op om de verzoekers te behandelen alsof zij in het bezit zijn van een mvv, zodat zij samen met hun moeder naar Nederland kunnen inreizen. Tevens wordt de IND veroordeeld in de proceskosten van de verzoekers.