Op 14 juni 2018 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een rechterlijke machtiging op eigen verzoek voor de betrokkene, geboren op [geboortedag] 1978, die verblijft in een psychiatrisch ziekenhuis. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Den Haag. De betrokkene is bijgestaan door haar advocaat, mr. B. van Nimwegen. Tijdens de zitting zijn ook de behandelend psychiater L. Schalk en de begeleidster [A] aanwezig geweest. De rechtbank heeft de betrokkene gehoord en vastgesteld dat zij vrijwillig in het psychiatrisch ziekenhuis verblijft.
Het verzoek strekt tot het verlenen van een rechterlijke machtiging voor de duur van één jaar. De psychiater heeft aangegeven dat behandeling noodzakelijk is, maar dat een gedwongen opname niet noodzakelijk is. De advocaat van de betrokkene heeft echter betoogd dat de betrokkene in een slechte fase zit en dat zij het nodig vindt om alles uit handen te geven door middel van een rechterlijke machtiging. De rechtbank heeft op basis van de geneeskundige verklaring vastgesteld dat er sprake is van een stoornis van de geestvermogens, te weten een persoonlijkheidsstoornis, en dat er voldoende gevaar voor de betrokkene zelf en anderen bestaat.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het gevaar niet door tussenkomst van personen of instellingen buiten een psychiatrisch ziekenhuis kan worden afgewend. De betrokkene heeft aangegeven dat zij vreest voor suïcidale gedachten en dat zij een rechterlijke machtiging wenst om zichzelf en anderen te beschermen. De rechtbank heeft daarom besloten om de rechterlijke machtiging op eigen verzoek te verlenen, zodat de betrokkene kan blijven verblijven in het psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar, ingaande op de dag na de beschikking.