ECLI:NL:RBDHA:2018:7508

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juni 2018
Publicatiedatum
25 juni 2018
Zaaknummer
09/808894-17
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedrijfsoverval met vuurwapen en bedreiging

Op 25 juni 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van een bedrijfsoverval. De overval vond plaats op 13 juli 2017, waarbij de 74-jarige [slachtoffer 1] werd bedreigd met een vuurwapen en gedwongen om geld en een mobiele telefoon af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met een medeverdachte, de overval heeft gepleegd. Tijdens de rechtszittingen op 8 maart, 4 juni en 11 juni 2018 zijn de verklaringen van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft bewezenverklaring van de tenlastelegging gevorderd, terwijl de verdediging pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan overtuigend bewijs. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verdachte de dader is, onderbouwd door getuigenverklaringen en camerabeelden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal met bedreiging van geweld en afpersing, en heeft de toepasselijke wetsartikelen uit het Wetboek van Strafrecht toegepast.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/808894-17
Datum uitspraak: 25 juni 2018
Tegenspraak
(Promisvonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres 1] , [postcode] [plaats 1] ,
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting “Krimpen aan den IJssel”, te Krimpen aan den IJssel.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 8 maart 2018 (pro forma) en 4 juni 2018 en 11 juni 2018 (inhoudelijk).
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. M. Fikenscher en van hetgeen door verdachte en zijn raadsman mr. A.G. de Jong naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te [plaats 2] ,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een
geldbedrag (700 euro) en/of een mobiele telefoon, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijfsnaam] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd
van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het
oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om
bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft/hebben gedwongen
tot de afgifte van een geldbedrag (700 euro) en/of een mobiele telefoon in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer 1]
en/of [bedrijfsnaam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s):
- een vuurwapen (althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp) heeft/hebben
gericht op die [slachtoffer 1] en/of
- ( dreigend) die Van Vliet de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, ik
wil de kluis" en/of
- de trekker van het vuurwapen (althans het op het vuurwapen gelijkend
voorwerp) heeft/hebben aangespand.

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan verdachte is cumulatief/alternatief tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van diefstal met geweld dan wel bedreiging met geweld en/of het medeplegen van afpersing.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het medeplegen van diefstal met geweld en het medeplegen van afpersing.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken omdat, zo er al voldoende wettig bewijs is, onvoldoende overtuigend bewijs is dat verdachte de overvaller is geweest. Waar nodig zal de rechtbank hieronder nader op specifieke verweren ingaan.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1.
de overval
Op 13 juli 2017 is de 74-jarige [slachtoffer 1] overvallen in het kantoor van zijn bedrijf [bedrijfsnaam] . gelegen aan de [adres 2] te [plaats 2] . Een persoon, donker gekleed en met een zwarte helm, kwam het pand binnen. Deze persoon richtte een vuurwapen op hem en hij hoorde dat die persoon riep “geld, geld, ik wil de kluis”. De persoon pakte de telefoon van aangever uit zijn hand en volgde hem het kantoor in. Hij hield het vuurwapen op hem gericht en aangever zag dat zijn vinger de trekker van het wapen aanspande. Aan de achterzijde van het kantoor stond een zitbank. Aangever heeft verklaard dat hij voor de bank stond en de man met het vuurwapen schuin voor hem stond. Aangever heeft uit zijn portemonnee ongeveer 700 euro aan briefgeld gepakt en hij zag dat de persoon dit van hem aanpakte. Daarna is aangever naar buiten gerend en heeft heel hard “overval” geroepen. Hij zag dat de overvaller ook naar buiten rende, achter op een scooter sprong die daarna wegreed. [2]
Op de camerabeelden bij het pand van aangever is te zien dat het gaat om een zwarte motorscooter met twee voorwielen en een achterwiel. Daarop zaten twee personen, in het zwart gekleed en met een zwarte integraalhelm op. Deze is om 09:15:45 uur voor het pand gestopt en om 9:16:41 uur snel weggereden naar [adres 3] in de richting van [plaats 2] . [3]
3.4.2.
de vluchtroute
Vanaf 27 oktober 2017 worden met machtiging van de rechter-commissaris met een technisch hulpmiddel vertrouwelijke gesprekken opgenomen in de Opel Corsa van medeverdachte [medeverdachte] (verder: [medeverdachte] ) . [4] Op 6 november 2017 heeft in deze auto het navolgende gesprek plaatsgevonden tussen [medeverdachte] en een persoon die hij [verdachte] noemt:
[medeverdachte] : (…) Zijn jullie ergens tegen aan geknald? Hihi Ja he? Met die MP3 tegen die vrachtwagen
[verdachte] : nee man broer. Dat is gelogen. Er was helemaal geen…..je weet toch die weg, die lange. Die zeg maar daar om de hoek. Langs die weiland.
[medeverdachte] : maar weet je wat ik niet snap. Oh jullie zijn via die weiland gegaan. Jullie zijn via die weilanden zo gegaan en dan achter die paardenmanege langs zeker? Tunneltje onderdoor.
[verdachte] : nee niet tunneltje onderdoor. Bovenaan dan door de tunnel daarzo bij die soort van spoorweg
[medeverdachte] : oh ja daar nog verder door naar achter
[verdachte] : ja
[medeverdachte] : helemaal verder door naar achter kom je…
[verdachte] : niet action
[medeverdachte] : nee kijk. Je ging daar weg hier naar rechts of links
[verdachte] : wat zeg je?
[medeverdachte] : ging je naar rechts of naar links. Je rijdt daar weg. Ga je naar rechts of naar links?
[verdachte] : oh als je daar weg rijdt
[medeverdachte] : ja
[verdachte] : oh nee naar rechts
[medeverdachte] : naar rechts, stukje verder weer naar rechts. Als maar rechtdoor. Op een gegeven moment zie je twee gentlemen op die ding staan
[verdachte] : mooi, alsmaar rechtdoor, dan naar rechts, dan over bruggetje naar die speeltuin
[medeverdachte] : ja
[verdachte] : dan naar links en ja dan alsmaar rechtdoor onder die tunnel
(…)
[verdachte] : ja maar weet je wat die torri was. Dus die rechts, rechts daar was die vrachtwagen geparkeerd. Zeg wij rijden op die boef af. Op die achterkant. Je weet toch hoe groot die vrachtwagen is. Hij was precies op heel die weg. Dus wij gingen op die gras, door die gras. Blijft die ding daar spinnen op die gras.
[medeverdachte] : ja toch
[verdachte] : en ik maar duwen, duwen. Deraf. Dus we hebben wel een beetje die vrachtwagen, zo een beetje van de zijkant geraakt maar niet dat we er tegen aan zijn gereden.
[medeverdachte] : oh
[verdachte] : die vrachtwagen ntv die ding spelen. Hij was kanker pretty. Want ik ging naar hem kijken. Hij wou phona pakken. Ik begin die ding te trekken en je zag hem gelijk zijn phona. [5]
Naar het oordeel van de rechtbank spreken [medeverdachte] en deze [verdachte] hier over de overval. In de uitzending van Opsporing Verzocht is namelijk medegedeeld dat de motorscooter tijdens de vlucht op een geparkeerde vrachtwagen is gereden. [6] Als [medeverdachte] hem daarmee confronteert zegt deze [verdachte] niet alleen dat dit niet waar is, maar ook geeft hij specifieke details (waar de vrachtwagen stond geparkeerd, waar ze hem hebben geraakt en hoe ze er langs zijn gereden). Deze details komen overeen met de verklaring van de bestuurder van de vrachtwagen.
[getuige 1] heeft namelijk verklaard dat hij omstreeks 09:15 uur zijn vrachtwagen heeft geparkeerd op de parallelweg van [adres 4] . Hij zag plotseling dat de bestuurder van een motor tegen zijn vrachtwagen reed
.De motor kwam voor hem van links aangereden over die parallelweg en reed met grote snelheid tussen de stilstaande vrachtwagen en een rechts van de rijbaan staand hek door. Daar de doorgang eigenlijk te smal was voor de snelheid waarmee de motorscooter reed, zag hij dat de bestuurder tegen de rechter achter zijkant van de vrachtwagen reed. Hierdoor ontstond geen schade aan de vrachtwagen. Hij zag dat de bestuurder zich toch door de nauwe doorgang wurmde op de motor en zijn weg vervolgde in de richting van [plaats 2] . [7]
Anders dan de raadsman ter zitting heeft betoogd, gaat de rechtbank er van uit dat deze motorscooter betrokken was bij de overval. Niet alleen kwam de scooter uit de richting van het bedrijf van aangever maar ook had deze motorscooter twee voorwielen en een achterwiel en zaten er twee geheel in het zwart geklede mannen op die een zwarte motorhelm droegen. [8] Dat zich rondom het tijdstip van de overval twee van dit soort voertuigen met donker geklede personen op [adres 3] zouden hebben bevonden, is volstrekt onaannemelijk.
Ter zitting is de omgeving van [adres 3] bekeken op Google Maps. [9] Daaruit blijkt dat het mogelijk is om kort achter de plaats waar die vrachtwagen geparkeerd stond, naar rechts af te slaan en via een lang pad tussen weilanden door naar het [adres 5] te rijden. Dit past dus bij de verklaring van deze [verdachte] dat ze na de vrachtwagen naar rechts zijn gegaan, langs het weiland.
Daarnaast heeft [getuige 2] , werkzaam op [bedrijf 1] , verklaard dat hij die 13e juli omstreeks 09:10 buiten voor de deur stond en het pad af keek dat ligt tussen het bedrijf en de [adres 3] in. Hij zag een motor aan komen rijden. De motor reed richting het bedrijf. Voor het bedrijf splitst de weg en hij zag dat de motor rechtsaf sloeg. Hij reed richting het bruggetje. Het betrof een zwarte of donkere motor met harde zijkoffers achterop. De motor had een gele kentekenplaat. Twee voorwielen heeft hij niet gezien, maar daar heeft hij ook niet op gelet. Op de motor zaten twee personen, geheel in het zwart gekleed. Beiden hadden een zwarte integraalhelm op. [10]
Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hierbij om de motorscooter die bij de overval betrokken was. De rechtbank constateert dat ook deze waarneming aansluit op het relaas van deze [verdachte] over de vluchtweg.
Uit Googlemaps [11] blijkt verder dat zich aan het eind van het [adres 5] een tunneltje bevindt waar doorheen gereden kan worden, maar waar ook naar boven gereden kan worden. Als daarna naar links wordt afgeslagen, volgt een tunnel onder het spoor door en wordt uiteindelijk uit gekomen bij [bedrijf 2] . Ook dit sluit naadloos aan op de beschrijving die deze [verdachte] heeft gegeven.
De rechtbank is van oordeel dat deze [verdachte] dit allemaal alleen maar kan weten omdat hij toen op de scooter zat.
De rechtbank constateert verder dat deze [verdachte] het erover heeft dat hij eraf moest en moest duwen. Hieruit leidt de rechtbank af dat hij niet de bestuurder van de scooter kan zijn geweest. Die had – om te kunnen duwen – namelijk af moeten stappen en naast de scooter moeten lopen. Gelet op de verklaring van [getuige 1] , dat de doorgang te smal was voor de snelheid waarmee de motorscooter reed, ontbrak daarvoor naar het oordeel van de rechtbank eenvoudigweg de ruimte. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de bijrijder heeft geduwd zodat deze [verdachte] dus de bijrijder/passagier is geweest.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat – bij gebreke van een andere logisch verklaring – deze [verdachte] degene is die achterop de motorscooter heeft gezeten.
3.4.3.
Is verdachte deze [verdachte] ?
Verdachte heeft verklaard dat hij niet deze persoon is. Hij heeft aangegeven dat er meer personen zijn die [verdachte] heten en die een broer hebben die [naam 1] heet.
Voorafgaand aan het hiervoor weergegeven gesprek bespreken [medeverdachte] en deze [verdachte] echter het volgende:
[medeverdachte] : Hey [verdachte] , Heb je [naam 1] gesproken?
[verdachte] : ntv
[medeverdachte] : heb je het gehoord?
[verdachte] : ja man ik begrijp het niet hoor
[medeverdachte] : ik ook niet man, maar je moet je broertje wenken man
[verdachte] : ntv
[medeverdachte] : maar hij hoeft toch eigenlijk niet te gaan. [12]
Zoals de politie ook aangeeft lijkt dit gesprek te gaan over de uitnodiging die het broertje van verdachte die 6e november heeft gekregen om als getuige een verklaring over de overval te komen afleggen. [13] Hiermee ter zitting geconfronteerd heeft verdachte gezwegen. Verder constateert de rechtbank dat [medeverdachte] later die avond over de telefoon tegen [naam 1] zegt dat hij “ [verdachte] ” heeft gezien [14] en dat zij het in een later gesprek die avond bespreken dat [naam 1] moet verschijnen als getuige waarbij [naam 1] besluit niet te gaan. [15]
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat deze [verdachte] een broer heeft die [naam 1] heet die als getuige bij de politie moet verschijnen. Dan kan het niet anders dan dat verdachte en deze [verdachte] één en dezelfde persoon zijn.
3.4.4
de Albert Heijn tas
Op de zitbank in het achterste gedeelte van het kantoor van aangever is direct na de overval een blauwe Albert Heijn draagtas aangetroffen. In deze tas is een aangebroken rol zwarte klustape aangetroffen. [16] Op deze tas zat een afdruk van de rechter middelvinger van verdachte. [17]
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat deze tas door de overvaller is achtergelaten. Aangever kent deze tas namelijk niet. [18] Uit de camerabeelden blijkt verder dat de overvaller, als hij van de motorscooter afstapt en naar de openstaande deur van pand van [bedrijfsnaam] . loopt, een blauw/witte tas in zijn rechterhand vast houdt. Bij zijn overhaaste vertrek uit het pand is een dergelijke tas niet meer te zien. [19] Verder kan klustape bij een overval heel goed van pas komen, bijvoorbeeld om het slachtoffer te knevelen.
Onder deze omstandigheden is het scenario dat een ander dan de overvaller de tas op de bank heeft achtergelaten volstrekt niet aannemelijk geworden.
Het is verder juist dat de overvaller ten tijde van de overval handschoenen droeg. Dat laat onverlet dat de vingerafdruk van verdachte past bij het beeld dat hij de overvaller is geweest en deze tas in zijn bezit had en (ook) heeft vastgepakt toen hij nog geen handschoenen droeg.
3.4.5.
de zendmastgegevens
De raadsman heeft betoogd dat de woning van verdachte en die van zijn vriendin dicht bij het adres van de overval liggen, zodat het feit dat zijn telefoon vlak voor en vlak na de overval een zendmast in de buurt van de overval aanstraalt geen bewijs kan opleveren. Voorts heeft hij aangegeven dat welke mast wordt aangestraald altijd afhankelijk is van een combinatie van factoren waaronder afstand en beschikbaarheid. Dat is op zichzelf juist. De rechtbank constateert echter dat de zendmastgegevens niet ontlastend zijn in die zin dat zij verdachte ver van het adres van de overval plaatsen. Verder valt op dat met de telefoon van verdachte tussen 08:52:52 en 09:38:17 – rondom het tijdstip van de overval – geen contacten en dus geen zendmastregistraties plaatsvinden.
3.4.6
Een vuurwapen?
Aangever heeft gesproken van een vuurwapen en expliciet aangegeven dat verdachte met zijn vinger de trekker van het wapen aanspande. Verder heeft verdachte het er in het hiervoor al weergegeven gesprek van 6 november 2017 zelf over dat hij “die ding” begon te trekken toen de chauffeur van de vrachtwagen zijn telefoon wou pakken. Dat het hierbij zou gaan om de scooter, zoals de verdediging heeft aangevoerd, acht de rechtbank niet aannemelijk. Even daarvoor zegt verdachte immers dat hij die scooter moest duwen. Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een vuurwapen.
3.4.7
De telefoon
De raadsman heeft betoogd dat de telefoon is afgepakt ter uitvoering van de overval zodat er geen oogmerk was van wederrechtelijke toe-eigening. Ook daarin kan de rechtbank hem niet volgen. Wat het oogmerk van het wegnemen van de telefoon is geweest, kan de rechtbank, bij gebreke van een verklaring daarover, niet vaststellen. Daarnaast is niet gebleken dat de telefoon na de overval in het kantoor is (terug)gevonden. Dit betekent dat de rechtbank ervan uit gaat dat de telefoon is meegenomen en dus wederrechtelijk is toegeëigend.
3.4.8.
Conclusie
Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte degene die achter op de motorscooter heeft gezeten, naar binnen is gegaan, aangever met een vuurwapen heeft bedreigd, zijn mobiel heeft afgepakt en het geldbedrag heeft aangenomen.
De rechtbank heeft in het dossier geen aanwijzingen aangetroffen dat de bestuurder van de motorscooter zodanig bij de overval betrokken is geweest dat zijn aandeel kan worden gekwalificeerd als medeplegen. Van dit onderdeel zal verdachte daarom worden vrijgesproken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
hij op 13 juli 2017 te [plaats 2] ,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een
een mobiele telefoon toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [bedrijfsnaam]
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
en
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (700 euro) toebehorende aan die [slachtoffer 1]
en/of [bedrijfsnaam] ,
welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte
- een vuurwapen heeft gericht op die [slachtoffer 1] en
- dreigend die Van Vliet de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Geld, geld, ik
wil de kluis" en
- de trekker van het vuurwapen heeft aangespan
nen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van verdachte

Verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft gewezen op de LOVS-oriëntatiepunten die uitgaan van twee jaar gevangenisstraf. Daarnaast was bij aangever geen sprake van letsel en gaat het om een overval die weinig professioneel was en binnen een minuut al weer voorbij was.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Het gaat om een laffe overval op klaarlichte dag op een 74-jarige man die eerst denkt dat verdachte de weg kwijt is en hulpvaardig naar de deur loopt om hem te helpen. Daar krijgt hij een vuurwapen onder zijn neus geduwd, wordt zijn telefoon afgepakt, moet hij naar achteren lopen en geeft hij onder bedreiging van dat vuurwapen zijn geld af. Het getuigt van moed om in die situatie toch naar buiten te rennen en hard ‘overval’ te roepen. Zoals het slachtoffer zelf zegt: ‘hij wist dat hij een risico nam maar gelukkig liep het goed af.’
Hoewel de overval nog geen minuut heeft geduurd, hoeft het geen betoog dat deze ervaring het slachtoffer nog lang zal heugen. Het gaat verder om een gebeurtenis die bij iedereen die ervan hoort, gevoelens van onveiligheid zal oproepen.
Bij gebreke van een andere verklaring moet de rechtbank ervan uit gaan dat het verdachte en zijn medeverdachten om geld te doen was. Blijkbaar dachten zij dat bij het slachtoffer een kluis en dus (veel) geld aanwezig was. Het ogenschijnlijk gemak waarmee verdachte dit ernstige feit heeft gepleegd en het gemak waarmee hij praat over het gebruik van een vuurwapen (“ding trekken”), baart de rechtbank grote zorgen.
Uit zijn strafblad blijkt dat verdachte slechts één keer eerder, in 2010 is veroordeeld voor een diefstal uit een woning. Hiermee zal de rechtbank geen rekening houden ten nadele van verdachte. Verdachte is nog jong. Hij woont nog thuis en zegt dat hij geen financiële problemen heeft en (zwart) werkt. In zijn motieven heeft de rechtbank, zoals al gezegd, geen inzicht gekregen.
In de LOVS oriëntatiepunten, die de rechtbank als uitgangspunt neemt, staat op een overval op een winkel/bank/postagentschap waarbij gedreigd is met geweld – een hiermee vergelijkbare situatie – een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaar. Anders dan de officier van justitie ziet de rechtbank in de hiervoor weergegeven omstandigheden geen aanleiding een hogere straf op te leggen. Datzelfde geldt voor een lagere of een deels voorwaardelijke straf. Het weinige dat is gebleken met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte geven daartoe geen aanknopingspunten.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van twee jaren passend en geboden.

7.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
- 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
diefstal met bedreiging van geweld
en
afpersing;
verklaart het bewezen verklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) jaar;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.A.G.M. van Rens, voorzitter,
mr. E.J. van As, rechter,
mr. N.I.S. Wallet, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R.A. Hopman, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 juni 2018.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het onderzoeksnummer DH7R017036, Onderzoek Boor, van de politie eenheid Den Haag, districtsrecherche Alphen aan den Rijn-Gouda, ZD1 met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 562).
2.Proces-verbaal aangifte, a.01, blad 1 laatste alinea, blad 2 alinea 1 en 2.
3.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden cardan b.v., blz. 37 en 38.
4.Proces-verbaal Methodiekendossier onderzoek Boor/DH7R017136, Verdachte V.07, blz. 24 en 27
5.Proces-verbaal van bevindingen OVC 06/11/2017, blz. 122-123.
6.https://youtu.be/ParTliq_3uM, op 104-106.
7.Proces-verbaal van bevindingen blz. 23, 2e alinea.
8.Proces-verbaal van bevindingen blz. 23, 2e alinea.
9.Proces-verbaal van de terechtzitting van 4 juni 2017 voor zover inhoudende het tonen van Googlemaps.
10.Proces-verbaal van bevindingen blz 40, alinea 5 en 6, blz. 41 alinea 1 en 2.
11.Proces-verbaal van de terechtzitting van 4 juni 2017 voor zover inhoudende het tonen van Googlemaps.
12.Proces-verbaal van bevindingen OVC 06/11/2017, blz. 122, alinea 1.
13.Proces-verbaal van bevindingen OVC 06/11/2017, blz. 122, alinea 2.
14.Proces-verbaal van bevindingen OVC 06/11/2017, blz. 121, laatste drie regels.
15.Proces-verbaal van bevindingen / / OVC, blz. 133,sessienummer 6682.
16.Proces-verbaal sporenonderzoek blz. 395, alinea 3.
17.Proces-verbaal sporenonderzoek blz. 395, een na laatste alinea; proces-verbaal onderzoek stuk van overtuiging blz. 425, alinea 6, proces-verbaal uitslag sporenonderzoek na.a.v. dactyloscopisch onderzoek blz. 414, alinea 5 met als bijlage een rapport dactyloscopisch onderzoek, blz. 416-419.
18.Proces-verbaal sporenonderzoek, blz. 395, alinea 3.
19.Proces-verbaal van bevindingen blz. 38; proces-verbaal van de terechtzitting d.d. 4 juni 2018 voor zover inhoudende de observatie van de rechtbank met betrekking tot de beelden van Opsporing Verzocht.