ECLI:NL:RBDHA:2018:751

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
NL1715713
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Somalische vrouw en de beoordeling van nieuwe elementen in het asielbeleid

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2018 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Somalische vrouw. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was afgewezen op grond van artikel 30a van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen heeft aangevoerd die haar aanvraag zouden rechtvaardigen. Eiseres stelde dat zij als alleenstaande vrouw moest worden aangemerkt, omdat zij al zes jaar geen contact had gehad met haar echtgenoot en een doodsverklaring had overgelegd. De rechtbank oordeelde echter dat de doodsverklaring niet als nieuw element kon worden aangemerkt, omdat de authenticiteit ervan niet kon worden vastgesteld.

Eiseres voerde verder aan dat zij haar herkomstgebied in Somalië niet veilig kon bereiken, omdat zij door gebieden moest reizen die onder controle staan van Al-Shabaab. De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende had gemotiveerd dat eiseres veilig naar haar herkomstgebied kon reizen. De rechtbank wees op de risico's die kwetsbare groepen, zoals alleenstaande vrouwen, lopen in de door Al-Shabaab gecontroleerde gebieden. De rechtbank concludeerde dat het bestreden besluit van de staatssecretaris in strijd was met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht, omdat het onvoldoende gemotiveerd was. De rechtbank vernietigde het besluit en droeg verweerder op een nieuw besluit te nemen, waarbij de proceskosten van eiseres werden vergoed.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van asielaanvragen, vooral in situaties waarin de veiligheid van de aanvrager in het geding is. De rechtbank heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1002,-. Tegen deze uitspraak kan binnen een week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: NL17.15713, V-nummer: [v-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2018 in de zaak tussen
[eiseres], eiseres,
gemachtigde: mr. M. Timmer,
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

gemachtigde: drs. J.M. Sidler.

Procesverloop

Bij besluit van 27 december 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet-ontvankelijk verklaard op grond van artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000).
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 januari 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedatum] en bezit de Somalische nationaliteit. Eiseres is afkomstig uit Bal’ad (Balcad), Somalië.
2. Bij besluit van 4 september 2012 heeft verweerder de eerste aanvraag van eiseres om verlening van een verblijfsvergunning asiel afgewezen. Bij besluiten van 24 juli 2013, 3 november 2014 en 14 januari 2016 heeft verweerder de tweede, derde en vierde asielaanvraag van eiseres afgewezen. Deze besluiten staan thans alle in rechte vast.
3. Op 21 december 2017 heeft eiseres de onderhavige aanvraag ingediend. Eiseres heeft daarbij onder meer een doodsverklaring met betrekking tot haar man overgelegd en aangevoerd dat zij - gelet op die verklaring maar ook reeds vanwege het feit dat zij al 6 jaar lang geen contact heeft gehad met haar echtgenoot - als alleenstaande vrouw moet worden aangemerkt. Daarnaast doet eiseres een beroep op het gewijzigde landgebonden beleid ten aanzien van Somalië, neergelegd in WBV 2016/14 (Staatscourant 2016, 591800). Eiseres voert in dit verband aan dat Balcad alleen bereikbaar is via gebied dat onder controle staat van Al-Shabaab en dat zij daardoor bij terugkeer een risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Ter onderbouwing verwijst eiseres naar het rapport ‘South and Central Somalia, Security Situation, al-Shabaab Presence, and Target Groups’ van de Danish Immigration Service van maart 2017, het rapport ‘Schnellrecherche der SFH-Länderanalyse zu Somalia: Sicherheitssituation in Middle Shabelle, Balcad” van 31 januari 2017 van de Schweizerische Flüchtlinghilfe en het Algemeen Ambtsbericht inzake Somalië van 31 maart 2016.
4. Verweerder heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres geen nieuwe elementen of bevindingen aan haar aanvraag ten grondslag heeft gelegd. De doodsverklaring - een uitdraai van een e-mail waarin staat dat de echtgenoot zou zijn overleden - kan niet worden onderzocht op authenticiteit, zodat deze reeds hierom niet als nieuw element of bevinding kan worden aangemerkt. De enkele stelling dat de echtgenoot wel contact met eiseres had opgenomen als hij dat had gewild maakt evenmin dat sprake is van een nieuw element of bevinding. Daarnaast heeft eiseres niet aangetoond dat Al-Shabaab de macht heeft over de weg van Balcad naar de luchthaven van Mogadishu. Dit volgt evenmin uit het (gecorrigeerde) ambtsbericht van 23 november 2017 inzake Somalië (gecorrigeerde ambtsbericht) dan wel uit de actuele overzichtskaart op de website Somalia Newsroom.
5. Als beroepsgrond voert eiseres aan dat verweerder niet heeft onderkend dat zij thans als alleenstaande vrouw moet worden aangemerkt.
5.1
In eerdere procedures is reeds in rechte komen vast te staan dat de dood van de echtgenoot van eiseres niet aannemelijk is gemaakt en dat eiseres om die reden niet als alleenstaande vrouw kan worden aangemerkt. In dit verband heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, in een uitspraak van 19 december 2014 overwogen dat eiseres met verklaringen van het Rode Kruis Tracingteam van 28 april 2014 en 18 augustus 2014 niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar echtgenoot spoorloos is. Daarbij heeft de voorzieningenrechter in aanmerking genomen dat uit die documenten niet kan worden opgemaakt dat door het Rode Kruis specifiek is gezocht naar de echtgenoot van eiseres dan wel welke informatie eiseres daartoe aan het Rode Kruis heeft verschaft. De enkele stelling in de onderhavige procedure dat eiseres de afgelopen zes jaar geen contact meer heeft met haar echtgenoot doet hier niet aan af en leidt niet tot de conclusie dat eiseres thans als alleenstaande vrouw moet worden aangemerkt. Verweerder heeft zich in zoverre terecht op het standpunt gesteld dat van een nieuw element of bevinding geen sprake is. Verweerder heeft zich daarnaast terecht op het standpunt gesteld dat de door eiseres overgelegde doodsverklaring geen nieuw element is als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000, nu deze verklaring niet afkomstig is uit objectieve bron en de authenticiteit daarvan niet kan worden vastgesteld. De beroepsgrond faalt.
6. Eiseres voert als beroepsgrond aan dat verweerder zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat het WBV 2016/14 en de rapporten van de Danish Immigration Service en de Schweizeriche Flüchtlingshilfe geen nieuwe elementen zijn als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. Eiseres voert in dit verband tevens aan dat uit het gecorrigeerde ambtsbericht volgt dat volgens de Verenigde Naties de meeste hoofdwegen in Zuid- en Centraal Somalië gecontroleerd worden door Al-Shabaab en dat onder andere de weg Mogadishu – Balcad het meest werd getroffen door Al-Shabaab geweld.
6.1
In het WBV 2016/14 is, voor zover hier van belang, vermeld dat in de gebieden waar Al-Shabaab aan de macht is, de mensenrechtensituatie zodanig is dat voor iedere terugkeerder een reëel risico bestaat op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling. Dit geldt ook voor vreemdelingen die bij terugkeer naar hun herkomstgebied waar Al-Shabaab niet aan de macht is, moeten reizen door gebieden waar Al-Shabaab aan de macht is. Het WBV 2016/14 is in werking getreden op 4 november 2016, dus na het besluit op de vierde asielaanvraag van eiseres.
6.2
Door te stellen dat niet is gebleken dat de route die eiseres zal moeten afleggen tussen de luchthaven van Mogadishu en Balcad door Al-Shabaab wordt gecontroleerd, heeft verweerder het onderbouwde standpunt van eiseres dat zij niet veilig kan reizen naar haar herkomstgebied en derhalve bij terugkeer een reëel risico loopt op een met artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling, onvoldoende gemotiveerd weerlegd en zich onvoldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat geen sprake is van nieuwe elementen of bevindingen als bedoeld in artikel 30a, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vw 2000. De rechtbank acht in dit verband van belang dat in het gecorrigeerde ambtsbericht onder andere is vermeld dat het, gelet op het feit dat Al-Shabaab een aanzienlijk deel van Zuid- en Centraal Somalië, met name de landelijke streken buiten de (provincie)steden, controleerde, en doordat de controle die Al-Shabaab uitoefende vaak diffuus was, niet mogelijk is om een overzicht te geven naar welke steden kan worden gereisd zonder daarbij door Al-Shabaab gebied te hoeven reizen. Uit het gecorrigeerde ambtsbericht volgt ook dat Balcad een enclave is in door Al-Shabaab gecontroleerd gebied. Ook in de door eiseres aangehaalde rapporten is uitdrukkelijk vermeld dat Al-Shabaab in het omringende platteland van Balcad de controle heeft. Voorts acht de rechtbank van belang dat volgens het gecorrigeerde ambtsbericht onder andere de route Mogadishu – Balcad – Jowhar – Beledweyne – Galkayo het meest getroffen wordt door Al-Shabaab geweld. Gelet hierop heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat eiseres veilig haar herkomstgebied kan bereiken. Dit volgt evenmin uit het overzichtskaartje op de website Somalia Newsroom waarnaar verweerder verwijst. Dat zegt niets meer dan dat Balcad en Mogadishu in handen zijn van AMISOM. Wie de macht heeft in het tussenliggende gebied en welke groepering de route tussen beide steden onder controle heeft, valt daar niet uit op te maken. Verweerder heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd dat eiseres bij haar reis naar Balcad geen risico loopt op een door artikel 3 van het EVRM verboden behandeling. Dit geldt temeer nu verweerder ter zitting desgevraagd heeft toegelicht dat van eiseres wordt verwacht dat zij alleen naar Balcad zal reizen om zich daar met haar echtgenoot te herenigen. Daarbij neemt de rechtbank tevens in aanmerking dat uit het gecorrigeerde ambtsbericht volgt dat reizen over de weg onmogelijk is zonder een controlepost tegen te komen, dat reizigers daar bloot staan aan diefstal, afpersing, pesterijen en geweld en dat kwetsbare groepen, zoals alleenstaande vrouwen, daarbij het grootste risico lopen. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder onvoldoende gemotiveerd dat WBV 2016/14 niet op eiseres van toepassing is dan wel dat deze beleidswijziging voor haar niet relevant is. De beroepsgrond slaagt.
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder zal een nieuw besluit op de aanvraag van eiseres moeten nemen.
8. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Het bedrag van deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1002,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 501,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1002,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Wegman, rechter, in aanwezigheid van mr. N.S.J. Letschert, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2018.
griffier rechter
Afschrift verzonden of digitaal ter beschikking gesteld aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen een week na verzending of na de dag van plaatsing daarvan in het digitale dossier hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.