ECLI:NL:RBDHA:2018:755

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3613
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs na niet-naleving educatieve maatregel

Op 22 januari 2018 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door de verweerder, omdat hij niet had voldaan aan de vereiste educatieve maatregel Alcohol en Verkeer (EMA). De rechtbank oordeelde dat de eiser niet de vereiste medewerking had verleend aan de EMA, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. De eiser had aangevoerd dat hij gerechtvaardigde redenen had om niet op de cursusdagen te verschijnen, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen bewijs had geleverd voor zijn afwezigheid op de tweede cursusdag. De rechtbank stelde vast dat de eiser niet op de vastgestelde cursusdag aanwezig was zonder geldige reden, en dat de verweerder daarom verplicht was om het rijbewijs ongeldig te verklaren. De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser ongegrond en wees erop dat de ongeldigverklaring dwingendrechtelijk is voorgeschreven, waardoor er geen ruimte was voor een belangenafweging. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/3613

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. T. Bissessur),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: mr. M.M. Kleijbeuker).

Procesverloop

Bij besluit van 15 maart 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard.
Bij besluit van 18 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond verklaard
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2017.
Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Bij besluit van 19 januari 2016 heeft verweerder eiser medegedeeld dat hij een cursus Educatieve Maatregel Alcohol en Verkeer (EMA) dient te volgen.
1.2
Bij brief van 9 augustus 2016 verweerder eiser medegedeeld dat de cursusdagen voor de EMA 4 november, 11 november, 18 november en 2 december 2016 zullen plaatshebben.
1.3
In verband met ziekte van eiser heeft verweerder de cursus op eisers verzoek omgeboekt.
1.4
Bij brief van 14 november 2016 heeft verweerder eiser medegedeeld dat de cursusdagen voor de EMA op 5 januari, 11 januari, 19 januari en 9 februari 2017 zullen plaatshebben.
1.5
In verband met autopech van eiser heeft verweerder de cursus op eisers verzoek omgeboekt.
1.6
Bij brief van 11 januari 2017 heeft verweerder eiser medegedeeld dat de cursusdagen voor de EMA op 24 februari, 3 maart en 10 maart 2017 zullen plaatshebben en het nagesprek op 31 maart 2017. In de brief is vermeld dat indien eiser verhinderd is vanwege (bijvoorbeeld) ziekte, hiervan bewijs kan worden gevraagd, bijvoorbeeld een doktersverklaring.
1.7
Eiser is verschenen op de cursusdag van 24 februari 2017. Eiser is niet verschenen op de tweede cursusdag van 3 maart 2017. Hij heeft telefonisch doorgegeven dat hij ziek was en niet naar de cursus kon komen. Op 10 maart 2017 is eiser wel op de cursus verschenen. Ook heeft op 31 maart 2017 het nagesprek plaatsgehad.
2 Eiser heeft aan zijn beroep ten grondslag gelegd dat hij iedere keer gerechtvaardigde gronden had om af te zeggen. Bij de laatste cursusserie was hij de eerste cursusdag aanwezig, de tweede dag was hij echter ziek en dit heeft hij telefonisch doorgegeven aan de administratie. Deze zou de afmelding doorgeven aan de cursusleider. De derde cursusdag was hij ook gewoon aanwezig. Ook bij het nagesprek is hij verschenen. Omdat hij de dag dat hij ziek was geen huisarts heeft geraadpleegd, kan hij geen medische verklaring overleggen. Dit betekent echter nog niet, dat hij niet werkelijk te ziek was om te verschijnen. Ten slotte is eiser afhankelijk van zijn inkomen als automonteur en zonder rijbewijs zal hij zijn baan kwijtraken.
3 De rechtbank overweegt het volgende.
3.1
Ingevolge artikel 132, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW 1994) voor zover thans van belang, is degene die zich dient te onderwerpen aan educatieve maatregelen ter bevordering van de rijvaardigheid of geschiktheid (in dit geval: een EMA), verplicht de daartoe vereiste medewerking te verlenen.
Ingevolge het tweede lid, voor zover thans van belang, besluit het CBR bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde medewerking onverwijld tot ongeldigverklaring van het rijbewijs van de houder.
3.2
Ingevolge artikel 133, eerste lid, van het Reglement rijbewijzen worden, voor zover thans van belang, het tijdstip waarop en de plaats waar betrokkene de hem opgelegde educatieve maatregelen dient te ondergaan, door het CBR vastgesteld. Ingevolge het tweede lid worden, indien betrokkene niet op de vastgestelde tijd en plaats aanwezig is, tijd en plaats waarop betrokkene de hem opgelegde educatieve maatregelen dient te ondergaan, door het CBR opnieuw vastgesteld, tenzij naar het oordeel van het CBR geen sprake is van een geldige reden van verhindering.
3.3
Op 10 maart 2017 heeft verweerder een emailbericht verstuurd aan eiser waarin eiser wordt gevraagd om bewijsstukken van de verhindering op 3 maart 2017. Daarbij is medegedeeld dat indien hij deze niet voor 13 maart 2017 kon aanleveren, zijn rijbewijs ongeldig wordt verklaard.
3.4
Niet in geschil is dat eiser geen bewijsstukken heeft overgelegd. Dat de telefoniste van verweerder hem bij zijn ziekmelding op 3 maart 2017 zou hebben verzekerd – hetgeen eiser niet heeft kunnen onderbouwen en overigens door verweerder wordt betwist - dat hij de cursusdag van 3 maart 2017 kon inhalen en hij op 10 maart 2017 wel op de cursus is verschenen, doet daar niet aan af.
3.5
Nu uit het voorgaande volgt dat eiser zonder geldige reden niet bij de EMA is verschenen, moet worden geoordeeld dat eiser niet de vereiste medewerking aan de EMA heeft verleend als bedoeld in artikel 132, eerste lid, van de WVW 1994. Verweerder was dan ook gehouden om met toepassing van het tweede artikellid het rijbewijs van eiser ongeldig te verklaren.
3.6
Voor zover eiser betoogt dat het bestreden besluit verstrekkende negatieve gevolgen voor hem en zijn baan heeft en hij onevenredig zwaar in zijn belangen is geschaad, overweegt de rechtbank dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs dwingendrechtelijk is voorgeschreven zodat geen ruimte bestaat voor een belangenafweging.
3.7
Gelet op de door eiser niet nader onderbouwde reden van verhindering was in bezwaar aanstonds duidelijk dat hetgeen eiser had aangevoerd niet tot gegrondverklaring van zijn bezwaar kon leiden. Verweerder was derhalve ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb, niet verplicht eiser op zijn bezwaar te horen, zodat verweerder op goede gronden het bezwaar van eiser kennelijk ongegrond heeft verklaard en het primaire besluit in stand heeft gelaten.
4 Het beroep is ongegrond.
5 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.