ECLI:NL:RBDHA:2018:758

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4981
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs na onderzoek naar geestelijke geschiktheid van eiser met schizofrenie en middelenmisbruik

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser. Eiser, die leed aan schizofrenie en middelenmisbruik, had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) na een aanhouding door de politie. De aanhouding vond plaats na een eenzijdige aanrijding op 4 september 2016, waarbij eiser onder invloed van verdovende middelen werd aangetroffen. Na bloedonderzoek bleek dat hij Lorazepam en amfetamine had gebruikt. Het CBR besloot op 6 februari 2017 het rijbewijs ongeldig te verklaren, wat door eiser werd bestreden in beroep.

De rechtbank heeft in haar overwegingen het onderzoeksrapport van de psychiater van 20 december 2016 als zorgvuldig en concludent beoordeeld. Dit rapport stelde vast dat eiser ten tijde van de aanhouding leed aan schizofrenie in symptomatische remissie en middelenmisbruik. Eiser voerde aan dat hij niet verslaafd was en dat het gebruik van Lorazepam hem door de huisarts was voorgeschreven. De rechtbank oordeelde echter dat de psychiater's conclusies, die wezen op de ongeschiktheid van eiser voor het besturen van een voertuig, terecht waren. De rechtbank benadrukte dat er geen concrete aanknopingspunten waren om het rapport van de psychiater te betwisten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarbij zij opmerkte dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs dwingendrechtelijk is voorgeschreven en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 januari 2018, en eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/4981

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. van Olffen),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder
(gemachtigde: mr. M.M. Kleijbeuker )

Procesverloop

Bij besluit van 6 februari 2017 (het primaire besluit) heeft verweerder het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard.
Bij besluit van 12 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2017.
Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser heeft op 4 september 2016 een eenzijdige aanrijding veroorzaakt waarna hij de plaats van het ongeval heeft verlaten. Nadat eiser door de politie in zijn voertuig is aangetroffen en hij volgens de politie uiterlijke kenmerken van het gebruik van verdovende middelen en/of medicijnen vertoonde, is hij meegenomen naar het politiebureau. Eiser verklaarde ten tijde van de aanhouding Olanzapine en Lorazepam te hebben gebruikt. Verbalisanten hadden het vermoeden dat eiser een psychose had en hebben het verhoor daarop afgebroken. Uit bloedonderzoek is gebleken dat eiser Lorazepam en amfetamine in zijn bloed aanwezig had.
Naar aanleiding van deze aanhouding is aan verweerder de mededeling gedaan als bedoeld in artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (Wvw).
1.2
Bij besluit van 28 september 2016 heeft verweerder de geldigheid van het rijbewijs van eiser geschorst en hem opgedragen een onderzoek te laten doen naar zijn geestelijke en lichamelijke geschiktheid. Dit besluit staat in rechte vast.
1.3
Op 24 oktober 2016 is eiser door de psychiater onderzocht. Naar aanleiding van dit onderzoek is de psychiater in zijn onderzoeksrapport van 20 december 2016 tot de conclusie gekomen dat eiser ten tijde van de aanhouding leed aan schizofrenie van het paranoïde type in symptomatische remissie en middelenmisbruik (amfetamine), waarna verweerder bij besluit van 6 februari 2017 het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard.
2 Verweerder heeft zich in het bestreden besluit – samengevat weergegeven – op het standpunt gesteld dat het onderzoek door de psychiater zorgvuldig is uitgevoerd en hij het rapport van het onderzoek aan het bestreden besluit ten grondslag mocht leggen. Nu de psychiater heeft geconcludeerd dat ten tijde van de laatste aanhouding sprake was van misbruik van amfetamine en schizofrenie in symptomatische remissie, heeft verweerder het rijbewijs terecht ongeldig verklaard.
3 Eiser heeft in beroep het volgende aangevoerd. Eiser is niet verslaafd aan drugs, er was sprake van recreatief gebruik van drugs. Het middel Lorazepam was hem door de huisarts voorgeschreven en hij merkte pas tijdens het rijden dat hij hiertoe niet (meer) in staat was. Inmiddels is eiser zowel met drugs als met de medicatie van de huisarts gestopt. Eiser heeft wel psychische problemen gehad in het verleden, maar van een psychose of een psychotische aandoening is geen sprake. Bij de urinetest in het kader van het onderzoek door verweerder zijn geen middelen aangetroffen.
4 Enkele dagen voor de behandeling ter zitting heeft eiser een uitslag van een laboratoriumonderzoek van 8 november 2017 overgelegd, welke niet goed leesbaar was. Ter zitting heeft eiser een leesbaar exemplaar overgelegd. Verweerder heeft desgevraagd aangegeven geen bezwaar te hebben om het stuk te betrekken bij de behandeling van het beroep.
5 De rechtbank overweegt als volgt.
5.1
Uit paragraaf 8.8 van de Regeling eisen geschiktheid 2000 (de Regeling) volgt – voor zover van belang – dat voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen een specialistisch rapport is vereist. Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt. (...) Daarbij is een strenge opstelling van de keurend arts aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
5.2
Paragraaf 8.1 van de Regeling luidt als volgt:
De in dit hoofdstuk beschreven eisen hebben voornamelijk betrekking op deze situatie: een voorgeschiedenis van psychiatrische problematiek. Bij de beoordeling van die voorgeschiedenis is van belang: het ziektebeloop (de betrokkene zal bij voorkeur minstens een tot twee jaar vrij moeten zijn van recidieven, afhankelijk van de ernst van de aandoening), de (on)voorspelbaarheid van uitingen van de aandoening, het ziekte-inzicht en de therapietrouw van de betrokkene. Als de aandoening een reversibele organische stoornis tot grondslag had (heeft), dan kan de keurling na herstel in de regel goedgekeurd worden. Is of was een reversibele organische stoornis niet in het geding, dan doet zich de vraag voor of er restverschijnselen zijn, of dat er kans is op een recidief dat de verkeersveiligheid in gevaar kan brengen. Beantwoording van die vraag vergt een specialistisch rapport.
5.3
Paragraaf 8.2.1. (Schizofrenie en andere psychotische stoornissen) luidt als volgt. Psychotische episoden maken de betrokkene ongeschikt voor elk rijbewijs. Als er sprake is van een geslaagde behandeling (twee jaar recidiefvrij, een zekere mate van ziekte-inzicht) en de defecttoestand hooguit licht van aard is, hoeft er geen reden te zijn om de keurling zonder meer ongeschikt te verklaren voor het rijbewijs. Wel is dan steeds een specialistisch rapport vereist. Bij een gunstig rapport bedraagt de maximale geschiktheidstermijn vijf jaar; deze personen zullen alleen geschikt zijn voor rijbewijzen van groep 1.
5.4
Uit het onderzoeksrapport van 20 december 2016 blijkt het volgende. Eiser werd na het veroorzaken van een eenzijdig ongeval in verwarde toestand aangetroffen in zijn voertuig en aangehouden omdat hij werd verdacht onder invloed van verdovende middelen te zijn. Eiser had naar eigen zeggen een aantal dagen voor de aanhouding amfetamine gebruikt en diezelfde dag Olanzapine en Lorazepam geslikt. Dit terwijl zijn voormalige behandelaar heeft gesteld dat er sprake is van ‘opflakkeren’ van psychotische symptomen na drugsgebruik. Door de dienst GGZ zijn eerder diagnoses schizofrenie en misbruik van diverse middelen gesteld. Medio 2016 is hij uitgeschreven voor behandeling.
5.5
De rechtbank is van oordeel dat van de zijde van eiser geen concrete aanknopingspunten zijn aangevoerd die maken dat het onderzoeksrapport niet zorgvuldig is opgesteld dan wel naar inhoud niet concludent is. Gelet hierop heeft verweerder dit rapport aan zijn besluitvorming ten grondslag mogen leggen.
Door eiser is niet ontkend dat hij een aantal dagen voor de aanhouding amfetamine had gebruikt, welke hem naar zijn zeggen ‘op een feestje was aangeboden’. Dit terwijl hem bekend had moeten zijn dat eerder door een behandelend arts was geconstateerd dat drugsgebruik in het geval van eiser psychotische symptomen kan doen opflakkeren, zoals eiser ten aanzien van zijn voormalig cannabisgebruik zelf overigens ook heeft erkend.
Dat de keurend arts aannemelijk acht dat eiser na zijn aanhouding is gestopt met drugsgebruik (i.e. amfetamine) doet aan het vorenstaande niet af, nu ten tijde van het onderzoek nog geen jaar (recidiefvrije periode, voorgeschreven in paragraaf 8.8. van de Regeling) was verstreken sinds de laatste aanhouding. Hetzelfde geldt voor de conclusie dat de schizofrenie sinds een half jaar in remissie is, nu paragraaf 8.2.1 van de Regeling een recidiefvrije periode van twee jaar kent.
5.6
De door eiser overgelegde laboratoriumuitslag van onderzoek, waaruit blijkt dat geen benzodiazepines, cannabis, cocaïne, opiaten, amfetamine of methadon zijn aangetroffen in bloed of urine, leidt niet tot een ander oordeel , nu dit onderzoek is verricht op 8 november 2017, derhalve ruim een jaar na het onderzoek door de psychiater en een half jaar na het bestreden besluit.
Gebruik van Lorazepam en andere door de huisarts voorgeschreven medicatie heeft de keurend arts overigens niet aan zijn conclusies ten grondslag gelegd en is door verweerder evenmin ten grondslag gelegd aan de ongeldigverklaring. Dat eiser zelf zijn gedrag ten tijde van zijn aanhouding wijt aan het gebruik van deze medicatie, doet daar niet aan af.
Nu eiser geen deskundig tegenadvies heeft overgelegd noch gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om een tweede onderzoek te laten doen, ziet de rechtbank geen aanleiding om tot een ander oordeel te komen dan verweerder – op grond van het psychiatrisch onderzoeksrapport – heeft gedaan.
5.7
Voor zover eiser betoogt dat het bestreden besluit verstrekkende negatieve gevolgen voor hem heeft en hij onevenredig zwaar in zijn belangen is geschaad, overweegt de rechtbank dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs dwingendrechtelijk is voorgeschreven zodat geen ruimte bestaat voor een belangenafweging.
6 Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder het rijbewijs van eiser terecht ongeldig heeft verklaard
7 Het beroep is ongegrond.
8 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.