ECLI:NL:RBDHA:2018:758
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Ongeldigverklaring rijbewijs na onderzoek naar geestelijke geschiktheid van eiser met schizofrenie en middelenmisbruik
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de ongeldigverklaring van het rijbewijs van eiser. Eiser, die leed aan schizofrenie en middelenmisbruik, had zijn rijbewijs ongeldig verklaard gekregen door de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) na een aanhouding door de politie. De aanhouding vond plaats na een eenzijdige aanrijding op 4 september 2016, waarbij eiser onder invloed van verdovende middelen werd aangetroffen. Na bloedonderzoek bleek dat hij Lorazepam en amfetamine had gebruikt. Het CBR besloot op 6 februari 2017 het rijbewijs ongeldig te verklaren, wat door eiser werd bestreden in beroep.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het onderzoeksrapport van de psychiater van 20 december 2016 als zorgvuldig en concludent beoordeeld. Dit rapport stelde vast dat eiser ten tijde van de aanhouding leed aan schizofrenie in symptomatische remissie en middelenmisbruik. Eiser voerde aan dat hij niet verslaafd was en dat het gebruik van Lorazepam hem door de huisarts was voorgeschreven. De rechtbank oordeelde echter dat de psychiater's conclusies, die wezen op de ongeschiktheid van eiser voor het besturen van een voertuig, terecht waren. De rechtbank benadrukte dat er geen concrete aanknopingspunten waren om het rapport van de psychiater te betwisten.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, waarbij zij opmerkte dat de ongeldigverklaring van het rijbewijs dwingendrechtelijk is voorgeschreven en dat er geen ruimte is voor een belangenafweging. De uitspraak werd openbaar gemaakt op 22 januari 2018, en eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Raad van State.