ECLI:NL:RBDHA:2018:759

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 5542
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervallenverklaring tenaamstelling kenteken na verkoop en de rol van civiele procedures

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de Directie van de RDW. De eiser, woonachtig in [plaats], had bezwaar gemaakt tegen het besluit van de RDW om de tenaamstelling van zijn voertuig met kenteken [kentekennummer] niet te laten vervallen. De RDW had op 4 april 2017 een primair besluit genomen waarin de tenaamstelling op naam van de eiser werd geweigerd, en dit besluit werd later op 21 juli 2017 in het bestreden besluit bevestigd. De eiser stelde dat zijn zoon het voertuig had verkocht aan [persoon], die de tenaamstelling niet had aangepast, ondanks herhaalde verzoeken van de eiser.

De rechtbank overwoog dat de wetgeving, met name artikel 40c van het Kentekenreglement, de mogelijkheid biedt om de tenaamstelling te laten vervallen in uitzonderlijke situaties. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser is om aannemelijk te maken dat hij niet in staat is om de gebruikelijke procedures te volgen. De rechtbank concludeerde dat de eiser niet voldoende had aangetoond dat hij geen civiele procedure kon starten om de tenaamstelling te wijzigen. De rechtbank oordeelde dat de RDW zich terecht op het standpunt had gesteld dat de eiser de civielrechtelijke mogelijkheden had moeten benutten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd een rechtsmiddel aangegeven voor hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/5542

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

en

de Directie van de RDW, verweerster

(gemachtigde: mr. K.N. Heemskerk).

Procesverloop

Bij besluit van 4 april 2017 (het primaire besluit) heeft verweerster geweigerd de tenaamstelling op eisers naam van het voertuig met kenteken [kentekennummer] te laten vervallen.
Tegen dit besluit heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 21 juli 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerster het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2017.
Eiser is daarbij in persoon verschenen. Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1 In het kentekenregister staat op eisers naam een voertuig (auto) met het kenteken [kentekennummer] geregistreerd.
Eiser heeft aan zijn verzoek ten grondslag gelegd dat zijn zoon het voertuig tijdens een vakantie in het buitenland in eigendom heeft overgedragen aan [persoon]. Laatstgenoemde heeft ondanks herhaaldelijke verzoeken nagelaten de tenaamstelling van het kenteken te laten aanpassen, als gevolg waarvan het kenteken nog altijd op eisers naam is geregistreerd.
2.1
Artikel 51a, eerste lid, van de Wegenverkeerswet bepaalt dat een tenaamstelling in het kentekenregister vervalt overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde regels.
2.2
Artikel 40 van het Kentekenreglement bepaalt dat de tenaamstelling in het register vervalt zodra:
a. op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 26, tweede lid, een voertuig is tenaamgesteld;
(…);
de Dienst Wegverkeer de tenaamstelling vervallen heeft verklaard op grond van een verzoek als bedoeld in artikel 40c, eerste lid.
2.3
Artikel 26, tweede lid, van het Kentekenreglement bepaalt dat degene die eigenaar of houder van het voertuig is geworden verplicht is binnen een week nadat hij eigenaar of houder van het voertuig is geworden bij de Dienst Wegverkeer om tenaamstelling te verzoeken onder overlegging van de kentekencard, de tenaamstellingscode en een bij ministeriële regeling aangewezen legitimatiebewijs.
2.4
Artikel 40c, eerste lid, van het Kentekenreglement bepaalt dat degene die naar zijn mening ten onrechte als tenaamgestelde in het kentekenregister is vermeld, de Dienst Wegverkeer kan verzoeken de tenaamstelling te doen vervallen. De Dienst Wegverkeer verklaart de tenaamstelling vervallen indien hiervoor naar het oordeel van deze dienst voldoende gronden aanwezig zijn.
3 Eiser heeft aangevoerd dat hij veelvuldig contact heeft gehad met [persoon] en diens boekhouder en deze steeds heeft verzocht de tenaamstelling te wijzigen. [persoon] heeft daaraan geen gevolg gegeven. Volgens eiser kan niet van hem worden verwacht dat hij een civiele procedure start, aangezien dit zeer kostbaar is.
4.1
De rechtbank overweegt allereerst dat artikel 40c, eerste lid, van het Kentekenreglement ertoe strekt te voorzien in uitzonderingssituaties waarin het niet mogelijk is één van de in artikel 40 van het Kentekenreglement bedoelde procedures te volgen. De rechtbank wijst daarbij op vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 14 juni 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1572). Uit deze jurisprudentie blijkt daarnaast dat aan verweerster bij de uitoefening van de in dit artikel opgenomen bevoegdheid beoordelingsvrijheid toekomt en dat het aan degene is die een beroep doet op dit artikel om daarvoor dragende gronden aan te voeren en die aannemelijk te maken.
4.2
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerster zich terecht op standpunt gesteld dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat het in zijn geval niet mogelijk is om op grond van artikel 40 van het Kentekenreglement een wijziging dan wel vervallenverklaring van de tenaamstelling te bewerkstelligen. Vast staat immers dat eiser civielrechtelijke mogelijkheden ten dienste staan om medewerking af te dwingen en dat eiser deze mogelijkheden vooralsnog onbenut heeft gelaten. Dat thans niet vast staat of een civiele procedure zal leiden tot de door eiser gewenste overschrijving, en dat aan een dergelijke procedure kosten zijn verbonden, laat onverlet dat verweerster zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat van eiser in het licht van het karakter van artikel 40c, eerste lid, van het Kentekenreglement mag worden verwacht dat hij deze mogelijkheid benut.
Verweerster heeft overigens ter zitting toegezegd wel bereid te zijn te willen nagaan of het voertuig in Spaanse kentekenregister staat ingeschreven. Behandeling van een dergelijk verzoek neemt meestal een week of 6 in beslag, aldus verweerster.
5 Het beroep is ongegrond.
6 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.