ECLI:NL:RBDHA:2018:760

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 4958
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens alcoholmisbruik en geschiktheidseisen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, vertegenwoordigd door mr. J.W. Landman, had beroep ingesteld tegen de beslissing van het CBR om hem niet rijgeschikt te verklaren voor een rijbewijs in de categorie B, na eerdere besluiten waarin zijn rijgeschiktheid in twijfel werd getrokken vanwege alcoholmisbruik. De rechtbank had eerder, op 4 april 2017, het beroep van eiser gegrond verklaard en het CBR opgedragen een nieuw besluit te nemen. In het bestreden besluit van 7 juni 2017 handhaafde het CBR zijn eerdere beslissing, wat leidde tot het huidige beroep.

De rechtbank overwoog dat de eiser in 2005 was aangehouden voor alcoholmisbruik, wat leidde tot de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs. Ondanks eerdere keuringen die geen actueel alcoholmisbruik aantoonden, concludeerde de psychiater in 2015 dat er opnieuw sprake was van alcoholmisbruik. De rechtbank oordeelde dat het CBR terecht had gesteld dat de diagnose alcoholmisbruik relevant was voor de beoordeling van de rijgeschiktheid van eiser. De rechtbank concludeerde dat eiser een reëel belang had bij de uitspraak, ondanks dat hij inmiddels een rijbewijs had verkregen via een Eigen verklaring-procedure.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep ongegrond, omdat er onvoldoende bewijs was dat de eerdere diagnose onjuist was en het CBR niet onterecht had gehandeld door de rijgeschiktheid van eiser in twijfel te trekken. De rechtbank benadrukte dat de vuistregel van het CBR, waarbij personen na een recidiefvrije periode van een jaar eerst voor een jaar rijgeschikt worden geacht, niet onredelijk was. De uitspraak werd gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, in aanwezigheid van griffier mr. H.G. Egter van Wissekerke.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR AWB 17/4958

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. J.W. Landman),
en
de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), verweerder,
(gemachtigde: mr. D. Schokker)

Procesverloop

Bij besluit van 21 maart 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser niet rijgeschikt verklaard voor een rijbewijs in de categorie B.
Bij besluit van 22 augustus 2016 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Bij uitspraak van 4 april 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:3519) heeft deze rechtbank het beroep gegrond verklaard, het besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak.
Bij besluit van 7 juni 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2017.
Eiser is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1.1
Eiser is op 19 juni 2005 in zijn auto aangehouden door de politie. Bij een alcoholcontrole bleek dat eiser een te hoog alcoholpercentage in zijn bloed had. Eisers rijbewijs is daarop voor de duur van een jaar ongeldig verklaard.
In de daaropvolgende jaren is eiser periodiek gekeurd op rijgeschiktheid. Bij het voorlaatste onderzoek in 2010 luidde de conclusie van de psychiater ‘alcoholmisbruik, geheel in remissie’.
1.2
In het primaire besluit van 21 maart 2016 heeft verweerder eiser niet rijgeschikt verklaard omdat er sprake is van ‘alcoholmisbruik, niet in remissie’. Hieraan heeft verweerder het rapport van de psychiater van 23 oktober 2015 ten grondslag gelegd, waarin de psychiater naar aanleiding van bloedonderzoek de diagnose alcoholmisbruik in ruime zin heeft gesteld en heeft geadviseerd eiser ongeschikt te verklaren. Uit dit bloedonderzoek blijkt van een verhoogd Gamma-gt (205 bij een referentiewaarde van 55), een licht verhoogd ALAT (57 bij een referentiewaarde van 45) en een licht verhoogd ASAT (39 bij een referentiewaarde van 35).
1.3
Het primaire besluit heeft verweerder in bezwaar gehandhaafd, waarna eiser hiertegen beroep heeft ingesteld.
1.4
Deze rechtbank heeft in de eerdere uitspraak van 4 april 2017 (ECLI:NL:RBDHA:2017:3519) het beroep van eiser gegrond verklaard en de beslissing op bezwaar vernietigd.
2 Blijkens het thans bestreden besluit heeft verweerder - naar aanleiding van vorengenoemde uitspraak - de psychiater verzocht de voorgeschiedenis te betrekken bij de beschouwing en gemotiveerd aan te geven waarom de diagnose alcoholmisbruik uit 2005, ondanks het gegeven dat uit de keuringen uit 2006, 2007 en 2010 niet is gebleken van actueel alcoholmisbruik, relevant is voor de gestelde diagnose. De psychiater heeft op 23 mei 2017 een aanvulling gegeven op het eerdere rapport.
Deze aanvulling komt er – kort gezegd – op neer dat:
- In 2005 de diagnose alcoholmisbruik is gesteld;
- Alcoholmisbruik in het algemeen neigt te recidiveren;
- Een andere aannemelijke verklaring voor de afwijkende bloedwaarden ontbreekt;
- In de context van de diagnose alcoholmisbruik in 2005 de combinatie van afwijkende bloedwaarden suspect is voor alcoholproblematiek binnen 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek.
Op 11 januari 2016 is eiser onderzocht door een internist in verband met de geconstateerde afwijkende leverchemie. Doel was daarbij om er achter te komen of er andere oorzaken zijn aan te wijzen voor de afwijkende leverwaarden. De internist ziet geen aanwijzingen voor leverziekten of actueel alcoholgebruik.
Uit het bloedonderzoek van 11 januari 2016 blijkt van Gamma-gt 33 (bij een referentiewaarde van 55), ALAT van 28 (bij een referentiewaarde van 45) en ASAT van 20 (bij een referentiewaarde van 35). Dat is een substantiële verlaging in korte tijd.
De keurend psychiater heeft hierover desgevraagd opgemerkt dat deze laatste laboratoriumwaarden dateren van twee (lees: drie) maanden na haar onderzoek, hetgeen er op kan wijzen dat eiser in de tussentijd het alcoholgebruik heeft gereduceerd.
3 Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang heeft bij een oordeel over het onderhavige beroep aangezien hij door middel van een Eigen verklaring-procedure inmiddels in bezit is gesteld van een rijbewijs tot 30 september 2018 en daartegen geen bezwaar heeft ingesteld.
4 De rechtbank overweegt dat indien zij het in bezwaar gehandhaafde besluit zou herroepen, eiser in het kader van een volgend onderzoek naar de geschiktheid in het bezit zou kunnen worden gesteld van een rijbewijs voor onbepaalde tijd, terwijl hij thans in bezit is gesteld van een rijbewijs voor de termijn van een jaar. Dit betekent dat eiser een reëel en actueel belang heeft bij het door hem bij de rechtbank ingediende beroep.
5 Naar aanleiding van het beroep overweegt de rechtbank het volgende.
Naar het oordeel van de rechtbank kon, met de aanvulling van de psychiater, het eerdere psychiatrisch onderzoek aan het bestreden besluit ten grondslag worden gelegd. Onweersproken is dat eerder de diagnose alcoholmisbruik is gesteld. Verweerder heeft er niet ten onrechte op gewezen dat alcoholmisbruik in het algemeen neigt te recidiveren. Dit laatste gegeven ligt ook mede ten grondslag aan de door verweerder ook in het geval van eiser gehanteerde vuistregel dat personen na een recidiefvrije periode van een jaar eerst geschikt worden geacht voor een termijn van een jaar; deze personen bij het voortdurend uitblijven van (het vermoeden van) alcoholmisbruik voor een termijn van drie jaar geschikt worden geacht, vervolgens voor vijf jaar en uiteindelijk pas voor onbepaalde tijd. Het is vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie onder meer de uitspraak van 15 januari 2014, ECLI:NL:RVS:2014:42) dat die vuistregel in het algemeen niet onredelijk is.
Dat uit de keuringen uit 2006, 2007 en 2010 niet is gebleken van actueel alcoholmisbruik sluit een (al dan niet tijdelijke) terugval in alcoholmisbruik niet uit.
Voorts is uit medisch onderzoek gebleken dat een andere aannemelijke verklaring voor de afwijkende bloedwaarden ontbreekt. In de context van de diagnose alcoholmisbruik in 2005 is de combinatie van afwijkende bloedwaarden suspect voor (hernieuwde) alcoholproblematiek binnen 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek in 2015.
De waarden bleken na drie maanden te zijn genormaliseerd. Nu hiervoor geen andere medische verklaring is, vormt dit een indicatie voor (recidiverend) alcoholmisbruik in de periode 12 maanden voor dit psychiatrisch onderzoek.
Ten slotte heeft verweerder er niet ten onrechte op gewezen dat eiser niet heeft verzocht om een herkeuring en evenmin een andere psychiatrische rapportage overgelegd waaruit zou moeten blijken dat moet worden getwijfeld aan de juistheid van de bevindingen en conclusies van de psychiater.
6 Het beroep is ongegrond.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.
chter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.