ECLI:NL:RBDHA:2018:764
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- G. van Zeben-de Vries
- Rechtspraak.nl
Oordeel over rijgeschiktheid na alcoholmisbruik en de rol van psychiatrische rapportage
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 16 januari 2018 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). De eiser, die in het verleden meerdere keren was aangehouden voor alcoholmisbruik, had een aanvraag ingediend voor een verklaring van geschiktheid voor het besturen van een motorrijtuig. Het CBR had hem echter niet rijgeschikt verklaard, omdat er sprake was van alcoholmisbruik dat niet in remissie was. Eiser had hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard door het CBR. Vervolgens heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de relevante wet- en regelgeving besproken, waaronder het Reglement Rijbewijzen en de Regeling eisen geschiktheid 2000. De rechtbank heeft vastgesteld dat de psychiater die eiser had onderzocht, tot de conclusie was gekomen dat eiser ongeschikt was om te rijden vanwege alcoholmisbruik, gebaseerd op zowel de psychiatrische rapportage als de voorgeschiedenis van alcoholmisbruik. De rechtbank heeft benadrukt dat het aan eiser was om aan te tonen dat de verhoogde bloedwaarden niet het gevolg waren van alcoholmisbruik, wat hij niet had gedaan.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij oordeelde dat het CBR zich terecht had gebaseerd op de rapportage van de psychiater. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk binnen zes weken na verzending.