ECLI:NL:RBDHA:2018:769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 januari 2018
Publicatiedatum
26 januari 2018
Zaaknummer
AWB - 17 _ 3747
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Zeben-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de technische geschiktheid van een voertuig en de bevoegdheid van de RDW

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 januari 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de directie van de RDW. De zaak betreft de technische beoordeling van een voertuig dat aan eiser toebehoort. De RDW had op 16 december 2016 het kentekenbewijs van het voertuig ongeldig verklaard, omdat het voertuig niet voldeed aan de wettelijke eisen. Eiser maakte bezwaar tegen dit besluit, maar de RDW verklaarde het bezwaar niet-ontvankelijk voor zover het gericht was tegen de technische beoordeling en ongegrond voor het overige. Eiser ging hiertegen in beroep.

Tijdens de zitting op 30 november 2017 werd duidelijk dat de politie op 15 december 2016 een melding had gedaan aan de RDW over het voertuig, waarin werd gesteld dat het voertuig niet voldeed aan de eisen van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank overwoog dat de RDW terecht het bezwaar niet-ontvankelijk had verklaard, omdat artikel 8:4 van de Awb geen beroep toestaat tegen technische beoordelingen van voertuigen. De rechtbank bevestigde dat de RDW een discretionaire bevoegdheid heeft om te bepalen of een voertuig op de weg mag rijden, en dat de politie bij controle op de weg gebreken kan constateren die de RDW moet volgen.

De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was, omdat er geen grond was om aan te nemen dat de RDW niet op de informatie van de politie had kunnen afgaan. De rechtbank oordeelde dat de RDW het bestreden besluit kon handhaven, aangezien het voertuig nog niet was goedgekeurd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 17/3747

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 januari 2018 in de zaak tussen

[eiser], te [plaats], eiser

(gemachtigde: mr. M. Erkens),
en

de directie van de RDW, verweerster

(gemachtigde: M.A. Groenewoud).

Procesverloop

Bij besluit van 16 december 2016 (het primaire besluit) heeft verweerster, omdat het aan eiser toebehorende voertuig met kenteken [kentekennummer] niet voldoet aan de wettelijke eisen waaraan een voertuig moet voldoen, het kentekenbewijs ongeldig verklaard voor het rijden over de weg en eiser medegedeeld dat hij het voertuig, nadat het is hersteld, moet laten keuren bij de RDW.
Hiertegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 19 april 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar voor zover het gericht tegen de technische beoordeling niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige, onder aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 november 2017.
Eiser is daarbij verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Verweerster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde.

Overwegingen

1. De politie eenheid Den Haag heeft op 15 december 2016 aan verweerster een melding gedaan tot plaatsing door de RDW van het signaal “wachten op keuring” in het kentekenregister. Deze melding houdt het volgende in: het voertuig voldoet niet aan de bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde eisen. Er is sprake van een technisch gebrek en er zijn wijzigingen in de bouw of inrichting van het voertuig aangebracht die niet zijn goedgekeurd overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wegenverkeerswet 1994. Daarom is door de politie aan eiser in persoon een verbod tot rijden op de weg met dit voertuig aangezegd totdat het voertuig is goedgekeurd door de RDW.
2 Aan het bestreden besluit, voor zover daarin het bezwaar niet-ontvankelijk is verklaard, ligt het standpunt van verweerster ten grondslag dat geen bezwaar kan worden gemaakt tegen het primaire besluit, voor zover dat een technisch oordeel over de staat van het voertuig betreft, omdat artikel 8:4, derde lid, onderdeel c, van de Awb zich hiertegen verzet.
Aan de ongegrondverklaring van het bezwaar ligt het standpunt van verweerster ten grondslag dat het voertuig niet aan de wettelijke eisen voldoet, zodat daarmee niet op de weg mag worden gereden. Volgens verweerster moet eiser het voertuig eerst laten (goed)keuren bij een RDW-Keuringsstation alvorens hij weer met het voertuig de weg op mag.
3.1
Ingevolge artikel 8:4, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een technische beoordeling van een voertuig.
3.2
Ingevolge artikel 48, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat in door de Dienst Wegverkeer te bepalen gevallen met een ingeschreven en te naam gesteld motorrijtuig of aanhangwagen niet op de weg mag worden gereden.
3.3
Ingevolge artikel 51a, derde lid, aanhef en onder c, van de WVW 1994 kan een tenaamstelling vervallen worden verklaard indien in de bouw of inrichting van het ingeschreven voertuig wijzigingen zijn aangebracht die niet zijn goedgekeurd overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens deze wet.
3.4
Ingevolge artikel 38, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Kentekenreglement kan de Dienst Wegverkeer bepalen dat met een te naam gesteld voertuig niet op de weg mag worden gereden indien naar het oordeel van deze dienst het voertuig niet voldoet aan een of meer van de in artikel 51a, derde lid, onderdelen b, c, of d, van de WVW 1994 bedoelde eisen.
Ingevolge artikel 38, tweede lid, van het Kentekenreglement geldt het verbod om met een voertuig op de weg te rijden als bedoeld in artikel 48, zevende lid, van de WVW 1994 vanaf het tijdstip waarop dit door een van de in artikel 159 van de wet bedoelde personen is aangezegd.
4 Allereerst overweegt de rechtbank dat verweerster het bezwaar, voor zover gericht tegen de technische beoordeling van het voertuig, terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard gelet op het bepaalde in artikel 8:4, derde lid, aanhef en onderdeel c, van de Awb. Voor zover eiser zich in beroep hiertegen keert, is het beroep ongegrond.
De verwijzing door eiser naar de uitspraak van de Afdeling van 15 februari 2001, ECLI:NL:RVS:2001:AB1436, maakt dit niet anders, reeds nu het daar een punitieve sanctie betrof, te weten intrekking van de erkenning van een APV-keuringsplaats, en het bovendien niet ging om (het inhoudelijke resultaat) van een technische beoordeling van een voertuig.
5 Voor zover verweerster het bezwaar van eiser ongegrond heeft verklaard, overweegt de rechtbank het volgende.
5.1
De rechtbank stelt voorop dat de bevoegdheid van de RDW om op grond van artikel 38, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van het Kentekenreglement te bepalen dat met een te naam gesteld voertuig niet op de weg mag worden gereden, een discretionaire bevoegdheid betreft, waardoor de RDW bij het al dan niet toepassen van deze bevoegdheid een ruime mate van beoordelingsvrijheid heeft. Gelet hierop dient de rechtbank het gebruik van een dergelijke bevoegdheid terughoudend te toetsen.
5.2
De politie eenheid Den Haag heeft op 15 december 2016 geconstateerd dat in de bouw of inrichting van het ingeschreven voertuig wijzigingen zijn aangebracht die niet zijn goedgekeurd overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de WVW 1994.
5.3
Als de politie of douane bij controle op de weg constateert dat een voertuig technische gebreken heeft of te veel geluid produceert, dan kan verweerder in het RDW-kentekenregister een verbod voor het rijden over de openbare weg met het betreffende voertuig registreren. Nu de politie bijzondere (opsporings)bevoegdheid heeft ten aanzien van voertuigen in het wegverkeer en indien de politie aangeeft dat een voertuig niet voldoet aan de bij of krachtens de WVW 1994 gestelde eisen, mag verweerster in beginsel van de door de politie opgegeven informatie uitgaan. In hetgeen eiser heeft aangevoerd, kan geen grond worden gevonden om aan te nemen dat verweerster niet op de constateringen en de daaropvolgende melding van de politie aan verweerster heeft kunnen afgaan.
Dat het primaire besluit van verweerster geen uitgebreide motivering bevat doet daar niet aan af. Eiser was er immers van op de hoogte dat de politie de gebreken had geconstateerd en dat hem een aanzegging was gedaan dat pas na goedkeuring door de RWD met het voertuig weer over de weg mocht worden gereden.
5.4
Een eventuele klacht ten aanzien van de constatering van het gebrek door de politie kan eiseres indienen bij de korpschef van het desbetreffende politiekorps. Nu tot op heden niet is gebleken dat het voertuig waarvan het kentekenbewijs ongeldig is verklaard, is goedgekeurd door verweerder, heeft verweerder het bestreden besluit kunnen handhaven.
6 Het beroep is ongegrond.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. van Zeben-de Vries, rechter, in aanwezigheid van mr. H.G. Egter van Wissekerke, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 januari 2018.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.