ECLI:NL:RBDHA:2018:7765
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van Wlz-zorg en bewijsvoering van verstandelijke handicap voor 18de levensjaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2018 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz). Eiser, handelende als curator van zijn broer, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) dat de indicatie voor Wlz-zorg van zijn broer heeft beëindigd. De broer van eiser lijdt aan schizofrenie en andere aandoeningen, maar de rechtbank oordeelt dat er onvoldoende bewijs is voor een verstandelijke handicap vóór zijn 18de levensjaar, wat een vereiste is voor toekenning van Wlz-zorg. De rechtbank stelt vast dat de medische adviezen zorgvuldig zijn opgesteld en dat de broer van eiser niet in aanmerking komt voor Wlz-zorg, omdat de grondslagen voor zorg niet zijn aangetoond. De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het ongegrond, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van bewijsvoering voor de aanwezigheid van een verstandelijke handicap voor de 18de verjaardag en de rol van psychiatrische aandoeningen in de beoordeling van zorgbehoefte.