Overwegingen
1. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1986 en heeft de Sri Lankaanse nationaliteit.
2. Bij besluit van 5 november 2013 heeft verweerder een eerdere asielaanvraag van eiser afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, van de Vw, zoals dat luidde ten tijde van belang. Bij uitspraak van 25 maart 2014 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, is het door eiser daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 november 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) het hoger beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Bij besluit van 29 december 2014 heeft verweerder een opvolgende aanvraag afgewezen op grond van artikel 4:6 van de Algemene wet bestuursrecht. Op 15 april 2015 heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, het beroep van eiser ongegrond verklaard. Bij uitspraak van 11 augustus 2015 van de Afdeling is dit besluit onherroepelijk geworden.
3. Eiser heeft aan zijn eerste asielaanvraag – samengevat weergegeven – het volgende ten grondslag gelegd. Eiser is Tamil en afkomstig uit [plaats], Jaffna te Sri Lanka. Eiser is door de Sri Lankaanse autoriteiten in 2006 één keer en in juni 2007 twee keer aangehouden, ondervraagd en mishandeld vanwege vermeende activiteiten voor de Liberation Tigers of Tamil Eelam (LTTE). Eiser kreeg in 2007 een wekelijkse meldplicht opgelegd. In november 2008 heeft eiser met een studentenvisum voor Cyprus zijn land van herkomst verlaten om op Cyprus een hotelmanagement opleiding te volgen. Na verloop van zijn studentenvisum is eiser in juli 2010 naar Zwitserland gegaan waar hij asiel heeft gevraagd, maar voor de behandeling van die aanvraag is hij teruggestuurd naar Cyprus. Cyprus heeft de aanvraag vervolgens afgewezen, waarna eiser er in juni 2011 voor heeft gekozen om terug te gaan naar Sri Lanka, omdat hij anders op Cyprus in vreemdelingenbewaring had moeten verblijven. Op 3 september 2012 is eiser in zijn toenmalige woonplaats in Sri Lanka, [plaats], opgepakt, verhoord en mishandeld vanwege vermeende Tamilactiviteiten. Eiser heeft toen bekend dat hij in 2009 op Cyprus heeft deelgenomen aan demonstraties tegen de Sri Lankaanse autoriteiten en op 27 november 2008 heeft deelgenomen aan de heldendag. Door een medewerker om te kopen heeft eiser kunnen ontsnappen, aldus eiser.
4. Eiser heeft aan de opvolgende aanvraag de volgende stukken ten grondslag gelegd:
- een rapportage van het instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek (hierna: iMMO) van 1 augustus 2016 en een nieuwsbrief van iMMO van 2 november 2015;
- medische stukken met betrekking tot zijn moeder van 4 december 2013, 21 juni 2010 en 17 mei 2010 (printdatum 27 september 2015);
- een uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond van 26 juli 2016 (AWB 16/14766).
5. Verweerder heeft de opvolgende aanvraag van eiser kennelijk ongegrond verklaard op grond van artikel 31, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g, van de Vw. Verweerder heeft daaraan, voor zover thans van belang, ten grondslag gelegd dat de conclusie van het iMMO dat er bij eiser sprake is van psychische problemen die ten tijde van de eerdere asielgehoren zeker hebben geïnterfereerd met het vermogen om een compleet, coherent en consistent relaas te kunnen doen, onvoldoende is onderbouwd. De conclusie van het iMMO dat de bij eiser geconstateerde littekens typerend dan wel (zeer) consistent zijn met de door eiser gestelde mishandelingen tijdens zijn gevangenschap wordt evenmin gevolgd. Van een deel van de littekens (nr. 3 t/m 6) is niet duidelijk tot welk gedeelte van het asielrelaas ze zijn te herleiden. Daarbij komt dat deze littekens volgens het iMMO ‘consistent’ zijn met de door eiser gegeven verklaring, hetgeen betekent dat de littekens kunnen zijn veroorzaakt door de gebeurtenis zoals beschreven door eiser, maar dat ook vele andere mogelijke oorzaken zijn. Voorts stemt de verklaring van eiser bij het iMMO over het ontstaan van litteken nr. 8 niet overeen met de door hem tijdens het nader gehoor gegeven verklaring. Daarbij komt dat het litteken volgens het iMMO ‘typerend’ is voor de gestelde oorzaak, hetgeen betekent dat deze verschijnselen meestal worden waargenomen bij dit type mishandeling of gebeurtenis, maar dat er andere mogelijke oorzaken zijn. Verweerder heeft er verder op gewezen dat de medische stukken met betrekking tot de moeder van eiser reeds in de eerste asielprocedure zijn betrokken.
6. Eiser betoogt dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom de conclusie van het iMMO niet kan worden overgenomen. Verweerder heeft daarbij miskend dat uit het medisch advies van MediFirst alleen blijkt dat zijn problemen met zijn geheugen en concentratie niet zodanig waren dat deze het horen in de weg stonden. Het advies van MediFirst zegt echter niets over zijn vermogen om compleet, coherent en consistent te kunnen verklaren. Deze vraag is ook niet aan MediFirst gesteld. Met het standpunt dat eiser hiertoe wel in staat zou zijn, omdat in het onderzoeksformulier bij het medisch advies staat dat de oriëntatie van eiser in tijd, plaats en persoon goed was en dat hij zeer uitgebreid en gedetailleerd heeft verteld, heeft verweerder ongekwalificeerd een medisch oordeel gegeven. Bovendien kan een dergelijke conclusie niet uit het onderzoeksformulier worden afgeleid. Voorts blijkt uit zowel het medisch advies van MediFirst als uit het onderzoeksformulier dat eiser heeft aangegeven dat hij last heeft van concentratieproblemen. Het is aannemelijk dat dit gevolgen heeft voor een langer durend gehoor, zoals het nader gehoor. Dit wordt onderschreven door de rapportage van het iMMO. Voorts betoogt eiser dat verweerder niet heeft aangegeven waaruit blijkt dat bij de besluitvorming in de eerste asielprocedure rekening is gehouden met psychische problemen van eiser. Van verweerder mag worden verlangd dat hij in zijn besluit aangeeft in hoeverre er rekening is gehouden met psychische problemen als mogelijke reden voor het tegenstrijdig, ongerijmd of incompleet verklaren. Ook is niet gebleken dat de gehoormedewerker van het nader gehoor ten behoeve van de eerste asielaanvraag van eiser gekwalificeerd was om kwetsbare persoenen te horen, aldus eiser.
Eiser betwist dat hij de versie over de oorzaak van litteken nr. 8 heeft gewijzigd. Hij heeft hierover in zijn zienswijze uitgebreider over verklaard en uitleg gegeven. Dat hij niet eerder met die aanvulling is gekomen, kan hem gelet op de door het iMMO geconstateerde beperkingen die interfereerden met zijn vermogen om compleet, coherent en consistent te verklaren niet worden tegengeworpen. Ten aanzien van de littekens nr. 3 t/m 6 betoogt eiser dat medisch gezien geen volledige zekerheid kan worden gegeven over het ontstaan van de littekens, maar alleen of dit aannemelijk is. Dat betekent niet dat het medisch steunbewijs geen waarde heeft. Ook een minder sterke causale relatie vraagt om een integrale beoordeling, aldus eiser. Voorts betoogt eiser dat het niet relevant is tot welk gedeelte van het asielrelaas de littekens zijn te herleiden, oftewel: tijdens welke detentie de littekens zijn ontstaan. Het feit dat hij in 2006, 2007 of 2012 slachtoffer is geweest van vervolging maakt dat hij bij terugkeer gegronde vrees heeft opnieuw slachtoffer te worden, aldus eiser.
Eiser beroept zich verder op het gelijkheidsbeginsel. Hij heeft daarvoor gewezen naar de zaak van [naam] (V-nummer: [V-nummer 2]). In beide zaken is het asielrelaas geheel ongeloofwaardig bevonden vanwege tegenstrijdigheden, vaagheden en ongerijmdheden en in beide zaken weken de conclusies van het iMMO-rapport sterk af van de eerdere beoordeling van de asielaanvraag door verweerder. Ook in de zaak [naam] bleek uit het medisch advies van MediFirst niet dat hij niet is staat was om compleet, coherent en consistent te verklaren en stond zelfs in het advies dat er geen beperkingen zijn die relevant zijn voor het horen en beslissen. Dit zijn relevante overeenkomsten, aldus eiser.
Verder betoogt eiser dat de Sri Lankaanse autoriteiten niet willen dat Tamils vanuit het buitenland terugkeren naar Sri Lanka, omdat zij in de negatieve aandacht verkeren. Om dit aan te tonen heeft eiser op 3 januari 2018 bij de Sri Lankaanse ambassade om afgifte van een reisdocument gevraagd. Deze aanvraag is niet in behandeling genomen, ondanks overlegging van een gelegaliseerde originele geboorteakte, identiteitskaart en rijbewijs en een kopie van zijn paspoort met een origineel bewijs van aangifte van verlies daarvan. Ook heeft hij zijn W-document getoond. Daardoor is bij de Sri Lankaanse autoriteiten bekend geworden dat hij in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend, aldus eiser.
7. De rechtbank overweegt als volgt.
7.1Volgens het beleid van verweerder, zoals vastgelegd in paragraaf C1/4.6 van de Vreemdelingencirculaire 2000 en voor zover nu van belang, wijst verweerder een opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, ook al is strikt genomen geen sprake van nieuwe elementen en bevindingen, in ieder geval niet af als niet‑ontvankelijk, indien een vreemdeling voor de eerste maal een door het iMMO of vergelijkbare instantie opgestelde medische rapportage naar aanwijzingen van vroegere vervolging of ernstige schade overlegt, tenzij er reeds een onderzoek in de zin van artikel 3.109e van het Vreemdelingebesluit 2000 heeft plaatsgevonden.
7.2De rechtbank stelt vast dat eiser het iMMO-rapport heeft overgelegd om daarmee een medische onderbouwing te geven voor het standpunt dat hij ten tijde van zijn eerste asielprocedure, in 2013 en 2014, niet in staat is geweest om compleet, coherent en consistent te verklaren, dan wel om zijn asielrelaas te onderbouwen.
Ten aanzien van de psychische problemen van eiser.
8.1In het medisch advies van 23 februari 2013 van MediFirst staat dat eiser heeft aangegeven last te hebben van geheugen- en concentratieproblemen, maar dat dat bij MediFirst niet is gebleken en dat die problemen niet zodanig zijn dat die het horen en beslissen door verweerder in de weg zal staan. Eiser heeft verder te kennen gegeven vooral moeite te hebben met details en data van langer geleden en slaapproblemen te hebben. De psychische klachten kunnen wel van invloed zijn op het horen en beslissen door verweerder, aldus het medisch advies.
In het onderzoeksformulier van MediFirst staat – voor zover thans van belang – dat eiser heeft verklaard geheugenproblemen, slaapproblemen, waaronder nachtmerries over vastzitten en in Sri Lanka zijn, concentratieproblemen, terugkerende gedachten dan wel herinneringen aan pijnlijke of angstwekkende gebeurtenissen, wisselende emoties en suïcidale gedachten te hebben en eerder een zelfmoordpoging te hebben begaan.
In het iMMO-rapport van 1 augustus 2016 staat dat het aannemelijk is dat de psychische klachten van eiser zijn voortgekomen uit het gestelde asielrelaas. Uit het onderzoek komt naar voren dat het merendeel van de specifieke klachten van de geconstateerde PTSS van eiser passen bij de door hem gestelde martelingen ondergaan tijdens zijn perioden van gevangenschap. Deze martelingen staan centraal in zijn herbelevingen. De PTSS-klachten van eiser zijn vanwege aard en inhoud typerend voor het gestelde relaas. De psychische problemen van eiser interfereren zeker met het vermogen om een compleet, coherent en consistent relaas te kunnen doen. Veel van de op het onderzoeksformulier van MediFirst vermelde psychische klachten behoren tot het spectrum van klachten van PTSS. Verder is op 25 maart 2013 bij het GC A een Protectscore van 8 gemeten en blijkt uit het rapport nader gehoor een bevestiging van de ernstige psychische problematiek ten tijde van het nader gehoor. De klachten bestonden dus ook al ten tijde van de gehoren en hebben zeker geïnterfereerd met het doen van een compleet, coherent en consistent relaas, aldus het iMMO-rapport.
8.2Uit de uitspraak van 31 augustus 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2373, van de Afdeling volgt dat verweerder, als een vreemdeling ter staving van zijn asielrelaas een iMMO-rapport overlegt, gehouden is het iMMO-rapport uitdrukkelijk te relateren aan zijn standpunt over het deel van het asielrelaas dat die vreemdeling met dat rapport beoogt te staven. Daarbij moet verweerder zich concentreren op de kern van het asielrelaas, daaronder begrepen de reden van het vertrek en de geloofwaardigheid van de gestelde aanleiding voor de gestelde mishandeling of marteling waarop dat rapport betrekking heeft en in zijn standpunt, naast de algemene veiligheidssituatie in het desbetreffende land, betrekken of die vreemdeling dit deel van het asielrelaas overigens heeft gestaafd. 8.3Volgens het rapport nader gehoor van 2 maart 2013 heeft eiser desgevraagd bevestigd dat hij zich lichamelijk en geestelijk in staat voelde het gehoor op dat moment te laten plaatsvinden. Ook blijkt uit het rapport dat eiser is verzocht, onder verwijzing naar het medisch advies van MediFirst waaruit blijkt dat hij geheugen- en concentratieproblemen heeft, aan te geven wanneer hij zich niet meer kan concentreren en wil pauzeren of wat wil drinken. Tijdens het gehoor is eiser, naar aanleiding van zijn opmerkingen over zijn psychische gesteldheid, nogmaals gevraagd of hij eerst een arts wil spreken of medicijnen nodig heeft. Eiser heeft daarop geantwoord dat hij die dag verder wilde gaan met het nader gehoor. De gehoormedewerker heeft daarop nogmaals gezegd dat als het niet goed gaat tijdens het gesprek eiser dat moet aangeven. Na de lunchpauze is nogmaals gevraagd of eiser verder kan met het gesprek, waarop eiser bevestigend heeft gereageerd. Na afloop heeft eiser desgevraagd gesteld dat hij tevreden is over de manier waarop het gesprek is verlopen. Wel heeft eiser daaraan toegevoegd dat hij bij sommige punten soms vergeten is om dingen te vertellen, omdat het voor hem moeilijk is om goed geconcentreerd over een onderwerp te praten.
8.4Gelet op de inhoud van het medisch advies, het daarbij behorende onderzoeksformulier en hetgeen onder 8.3 is weergegeven, waren de psychische problemen van eiser reeds ten tijde van het nader gehoor in de eerste asielprocedure bekend. De psychische problemen worden door verweerder ook niet ontkend. Gelet op hetgeen onder 8.3 is weergegeven, geeft het rapport nader gehoor er blijk van dat verweerder bij het horen ook rekening heeft gehouden met de beperkingen van eiser. Eiser heeft evenwel terecht betoogd dat verweerder niet conform Werkinstructie 2010/13 in het voornemen en het besluit heeft vermeld op welke wijze rekening is gehouden met die beperkingen en hoe dit is meegenomen in het besluit. Verweerder dient daarbij te motiveren waarom hiaten, vaagheden of tegenstrijdigheden aan eiser kunnen worden tegengeworpen. Echter, het was aan eiser om een dergelijk betoog gedurende de eerste asielprocedure naar voren te brengen. Dat dit zonder nadere onderbouwing niet mogelijk zou zijn geweest, zoals eiser ter zitting heeft gesteld, gaat niet op, nu reeds in het medisch advies staat vermeld dat de psychische klachten van invloed kunnen zijn op het horen en beslissen door verweerder. Daarbij komt dat uit het besluit van 5 november 2013 en de uitspraak van 25 maart 2014 van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, niet blijkt dat vaagheden of tegenstrijdigheden aan eiser zijn tegengeworpen. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat de asielaanvraag voor het merendeel is afgewezen op basis van de hoofdlijnen van het asielrelaas en niet op tegenstrijdigheden en details van data van langer geleden, waarmee eiser volgens het medische advies moeite heeft. Verder volgt uit het iMMO-rapport niet dat de psychische problemen van eiser zijn vermogen om consistent en coherent te verklaren over de kern van het asielrelaas heeft beperkt. Hetgeen in het iMMO-rapport is vermeld, kan dan ook niet de conclusie dragen dat hetgeen eiser is tegengeworpen, te wijten is aan zijn psychische beperkingen. Gelet hierop heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij de geloofwaardigheidsbeoordeling van het asielrelaas terecht op de door eiser tijdens het nader gehoor afgelegde verklaringen heeft gebaseerd.
8.5Eiser heeft terecht betoogd dat uit de observatie op het onderzoeksformulier dat de oriëntatie van eiser in tijd, plaats en persoon goed is, omdat hij goed weet waar hij is en waarom hij bij MediFirst is en dat hij zeer uitgebreid en gedetailleerd vertelt, niet kan worden geconcludeerd dat eiser in staat is een compleet, coherent en consistent relaas te kunnen doen. Gelet op voorgaande leidt dit echter niet tot een ander oordeel.
Voor zover eiser heeft betoogd dat niet is gebleken dat de gehoormedewerker van het nader gehoor gekwalificeerd was om kwetsbare personen te horen en dat het aannemelijk is dat zijn concentratieproblemen gevolgen heeft voor een langer durend gehoor, zoals het nader gehoor, overweegt de rechtbank dat eiser dit in zijn eerste asielprocedure had moeten aanvoeren. Hetzelfde geldt voor de betogen dat hij heeft aangegeven waarom zijn asielrelaas ten onrechte tegenstrijdig met het ambtsbericht is gevonden en waarom het mogelijk was dat hij zonder problemen met zijn eigen paspoort Sri Lanka heeft kunnen in- en uitreizen. Dat dit niet mogelijk zou zijn geweest, omdat het aannemelijk is dat eiser tijdens de nabesprekingen van het rapport van nader gehoor evenmin in staat zou zijn geweest om compleet over zijn asielrelaas te verklaren, zoals eiser heeft gesteld, gaat gelet op het reeds hiervoor overwogene niet op.
Ten aanzien van de littekens van eiser.
9.1In het medisch advies staat dat eiser heeft gemeld dat hij diverse littekens op zijn lichaam heeft. Verder heeft eiser een aantal lichamelijke klachten, maar die zijn niet van invloed op het horen en beslissen door verweerder, aldus het medisch advies.
In het iMMO-rapport staat dat het aannemelijk is dat de littekens en de lichamelijke klachten zijn voortgekomen uit het gestelde relaas dat aan het asielverzoek ten grondslag ligt. Van de littekens zijn er vier als ‘consistent’ met, vijf als ‘zeer consistent’ met en twee als ‘typerend’ voor het relaas geïnterpreteerd.
9.2Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling, onder meer de uitspraak van 15 september 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3010, kan aan een iMMO-rapport alleen betekenis toekomen indien dat rapport betrekking heeft op een geloofwaardig geacht deel van het asielrelaas dan wel op een deel van dat relaas dat de vreemdeling overigens heeft gestaafd. Dat is niet aan de orde. Nu eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij niet het vermogen had over de hoofdlijnen van zijn asielrelaas compleet, coherent en consistent te verklaren en verweerder de kern van het asielrelaas gemotiveerd ongeloofwaardig heeft geacht, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat het iMMO-rapport geen sterke aanwijzing vormt in de zin van het arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 9 maart 2010, R.C. tegen Zweden, ECLI:CE:ECHR:2010:0309JUD004182707. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 10 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:362. Hetgeen eiser ten aanzien van de littekens heeft betoogd, behoeft derhalve geen nadere bespreking. Ten aanzien van de overige betogen.
10.1Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van gelijke of vergelijkbare gevallen. Verweerder heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat in de zaak [naam], anders dan in deze zaak, het asielrelaas ongeloofwaardig is geacht op basis van vage en summiere verklaringen.
10.2Ten aanzien van het betoog van eiser dat bij de Sri Lankaanse autoriteiten bekend is geworden dat hij in Nederland een asielaanvraag heeft ingediend, overweegt de rechtbank dat verweerder zich ter zitting terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser deze stelling niet met stukken heeft onderbouwd. De door eiser overgelegde verklaring van een getuige heeft verweerder onvoldoende mogen achten, nu deze niet afkomstig is van een objectieve bron.
11. Het beroep is ongegrond.
12. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.