In deze zaak gaat het om een 9-jarig meisje uit Somalië, eiseres, die een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) heeft aangevraagd om als pleegkind bij haar pleegmoeder, de zus van haar grootvader, in Nederland te verblijven. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft de aanvraag afgewezen, met als argument dat eiseres geen onaanvaardbare toekomst in Somalië heeft. De rechtbank oordeelt dat de IND onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiseres niet in aanmerking komt voor de mvv. De rechtbank stelt vast dat eiseres in Somalië door haar buren wordt verzorgd, maar dat dit niet gelijkgesteld kan worden met zorg door naaste bloed- of aanverwanten, zoals vereist door het beleid van de IND. De rechtbank concludeert dat de IND niet heeft aangetoond dat eiseres een aanvaardbare toekomst heeft in Somalië, en dat de afwijzing van de aanvraag om die reden niet kan standhouden.
De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de IND en draagt de IND op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt de IND veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn begroot op € 1002, en moet de IND het door eiseres betaalde griffierecht van € 170 vergoeden. De uitspraak is openbaar gedaan op 2 juli 2018.